vogel eet vergiftigde insecten in kleine
hoeveelheden en slaat dit vergif in zijn
lichaam op enzovoorts, de buizerd krijgt
de hele hoeveelheid vergif van duizenden
insecten tegelijk en legt het loodje. Uit
eindelijk is dus niet het insect, maar de
roofvogel het slachtoffer.
Hier komen we toe aan een aspect dat
we tot nu toe buiten beschouwing hebben
gelaten: de invloed van de mens. In de
loop van de eeuwen is de greep van de
mens op de natuur hoe langer hoe sterker
geworden.
Een provincie als Zeeland heeft zijn
vorm en gedaante zelfs grotendeels aan
menselijk ingrijpen te danken. Gedurende
al die tijd heeft de mens zijn eigen bestaan
zo veilig mogelijk willen stellen door voedsel
te gaan verbouwen, dieren te gaan houden.
Dit hield tevens in dat hij andere planten
(„onkruid") uit zijn akkers ging verwij
deren en concurrenten als ratten, muizen,
vogels en insecten ging bestrijden. Hier
door is hij dus gaan ingrijpen in het
natuurlijk evenwicht, ten eigen bate na
tuurlijk, want anders zouden we nooit
met zoveel mensen op aarde kunnen leven.
Ook door zijn onevenredig grote hoeveelheid
afval verstoort de mens het evenwicht.
Er is wel eens gezegd: de mens is ijverig
en verkwistend. De natuur is lui en zuinig,
daarom passen ze slecht bij elkaar. En
dat is nu het punt waar het om gaat:
door het verstoren van het evenwicht wor
den de risico's voor de planten- en dieren
wereld, en dus uiteindelijk ook voor de
mens, hoe langer hoe groter. Van de 1350
plantensoorten die in Nederland voorkomen
wordt ruim de helft momenteel in zijn
bestaan bedreigd.
Hoever we met die verstoring kunnen
gaan weten we niet, en als we het weten
is het te laat want dan is het met ons
gedaan. Gelukkig is langzamerhand het
besef doorgebroken dat we hiermee voor
zichtig moeten zijn. Dat betekent niet,
dat we de natuur voortaan maar zijn gang
moeten laten gaan: dat kan al lang niet
meer en zou het einde van onze cultuur
betekenen. Maar wel zullen we naar een
Dieren echter kunnen niet zomaar van
water en lucht leven; zij eten planten of
andere dieren, die dan ook weer planten
of dieren gegeten hebben. Zonder planten
groei is geen dierenleven mogelijk, en
iedere diersoort is voor zijn voedselvoor
ziening afhankelijk van bepaalde planten
of andere dieren. Daardoor bestaat er weer
een ingewikkeld stelsel van evenwichten,
dat geïllustreerd wordt door voedselketens.
Een voorbeeld: pantoffeldiertje eet bacterie,
watervlo eet pantoffeldiertje, libelle eet
Het proces van duinvorming is aan de noordzijde van de eilanden nog mooi te volgen.
De helm houdt met zijn lange ondergrondse uitlopers het stuivende zand vast.
(Foto: Jos Kuijpers).
Van het eens voor Zeeland zo karakteristieke heggenlandschap, rijk aan planten en vogels,
is niet veel meer over. Dit gebied bij Nisse wordt als landschapsreservaat gehandhaafd.
(Foto: P.P.D. Zeeland).
zorgen ervoor, dat de toename van de
soort wordt beperkt. De natuur zit vol
met dit soort reacties: we noemen dit
terugkoppelingen en deze zorgen ervoor,
dat geen enkele soort de andere geheel
kan overwoekeren.
Er is dus sprake van een evenwicht
tussen al deze factoren, en juist dat even
wicht zorgt ervoor dat elke soort zijn
levenskans behoudt. Dat evenwicht is niet
zozeer een weegschaal die precies in balans
is, maar lijkt meer op de slinger van een
klok, of op eb en vloed: er zit veel schom
meling in, iedere soort kent goede en
slechte jaren, maar alles beweegt zich toch
steeds om een zekere middenstand.
En als dit alles met een zekere rust
zijn gang kan gaan, dan zien we ook lang
zamerhand nieuwe ontwikkelingen komen,
waardoor heel dikwijls het aantal soorten
en levensvormen toeneemt. Daar gaan soms
eeuwen overheen, en daarom moeten we
erg voorzichtig zijn met dergelijke oude
natuurgebieden, die zich niet snel van in
grepen kunnen herstellen. In Zeeland heb
ben we zo een hele ontwikkeling doorge
maakt van kleine opgestoven hoopjes op
het strand met wat biestarwegras of helm,
tot de prachtig begroeide duinvalleien op
Schouwen of de oude bossen bij Domburg.
Een heel belangrijke rol bij de hand
having van deze evenwichten speelt het
voedsel. De meeste hogere planten kunnen
zelf hun bouwstoffen maken uit water en
lucht; dit doen ze met behulp van het
bladgroen. Het is echter van groot belang
dat bepaalde mineralen in voldoende hoe
veelheid aanwezig zijn, want die kunnen
ze niet zelf maken. De hoeveelheid mine
ralen bepaalt dus mede de plantengroei.
Vooral fosfor is in dit opzicht belangrijk
en daarom komt bemesting met fosfaten
zoveel voor.
watervlo, kikker eet libelle, reiger eet
kikker.
In werkelijkheid is het dieet van elke
soort natuurlijk niet zo eenzijdig, en daarom
is er meestal meer sprake van een web
dan van een keten. Nu is het zo, dat bij
elke stap een grote hoeveelheid groei-energie
verloren gaat: niet alles dat groeit is eet
baar, en het kost veel energie voordat een
dier voor consumptie geschikt is.
Aan de basis van zo'n voedselketen vin
den we dus exemplaren per soort, aan de
top maar heel weinig, bv. roofvogels komen
nooit in massa's voor. Deze soorten lopen
dan ook grote risico's als er iets mis gaat
in hun voedselketen. Dit risico vinden we
duidelijk geïllustreerd in de voedselketen
graan - insect - zangvogel - rat - buizerd,
als we graan gaan bespuiten met een
insectenbestrijdend middel. De insecten
gaan dood (maar niet allemaal), de zang-
24