Het Land van Saaftinge: het laatste grote schorrengebied van Nederland. Op de voorgrond een geul met hoge steile oever. In de kommen tussen de geulen (achtergrond) blijft het regenwater lang staan, zodat het water daar minder zout is en ook zoetwaterplanten voorkomen. (Foto: A. P. Maas). nieuw evenwicht moeten zoeken, een even wicht tussen mens en natuur. Vandaar de huidige belangstelling voor de ecologie, die het antwoord moet geven op de vraag hoe dat evenwicht gevonden moet worden. De natuur bevat een enorm aantal ver schillende levensvormen en gemeenschappen, die elkaar nodig hebben en in stand hou den. Juist door die variatie is het aantal terugkoppelingen geweldig groot; dit be tekent dat het evenwicht zo in stand ge houden wordt, dat de levenskansen voor elke soort optimaal zijn. Van al die soorten zijn er slechts enkele van direct belang voor de mens: eetbare en andere „nuttige" planten, vlees producerende dieren, vissen en schelpdieren, zuivel- en eierleveranciers en huis- en werkdieren. Voor deze soorten hebben we dan ook erg veel ruimte gemaakt, ten koste van het natuurlijk evenwicht. Maar indirect zijn veel meer soorten voor ons van belang: geen koe zonder weiland, geen weiland zonder regenwormen. Insecten zijn lastig, maar onmisbaar voor kruisbestuiving, en zonder insecten zouden we ook een groot deel van onze zangvogels missen. Bomen werpen schaduw op het bouwland, maar zonder bomen zou ons Zeeuwse landschap onherkenbaar en onherbergzaam zijn. Kortom, de samenhang van de gehele natuur valt niet te ontkennen en het is nu juist de ecologie, die de samenhang probeert op te sporen en waarschuwt tegen domme dingen. De ecologie geeft echter geen oplossing voor de problemen: integen deel. hoe meer je weet hoe moeilijker het wordt om beslissingen te nemen. Maar de kans op fatale fouten wordt dan wel een stuk kleiner. De discussies rondom de Oos- terschelde hebben dit duidelijk laten zien. Wat betekent dit alles nu voor Zeeland? Als we de hele provincie nu eens tot één enorm industriecomplex zouden maken, of tot één grootschalig landbouwgebied waar geen boom of onkruidje meer voorkomt, zou de wereld dan vergaan? Beslist niet, maar als ze er overal zo over zouden denken, zou het onherroepelijk mis gaan. Als we nu van Zeeland eens één groot natuurgebied maakten? Dat kan best, maar dan moet vrijwel de hele bevolking er wel uit. De waarheid ligt natuurlijk ergens in het midden waar precies, dat is nooit met zekerheid te zeggen. Dat is ook niet zo belangrijk, want we hebben al gezien dat alle natuurlijke evenwichten schomme lingen vertonen. Het gaat echter steeds om geleidelijke veranderingen, zodanig dat eventuele fouten steeds gecorrigeerd kun nen worden. Bij plotselinge schoksgewijze veranderingen is de kans op onherstelbare fouten veel groter. Ook in de natuur geldt: kalm aan, dan breekt het lijntje niet. De handhaving van natuurlijke even wichten wordt regulatie genoemd. Het be sturen van een bepaald gebied, zoals een provincie, heet regeren. Niet voor niets lijken de woorden regeren en reguleren zoveel op elkaar: in beide gevallen gaat het erom op de goede weg te blijven en niet in de sloot te raken. Goed bestuur houdt een goede regulatie in, die rampen voorkomt, ook voor het natuurlijk milieu. Zeeland is vanouds een uitstekend land bouwgebied. dat een hoge produktie kan leveren. Voorwaarden hiervoor zijn o.a. een goede bemesting en een grootschalige ver kaveling, weinig soorten, weinig onkruid en weinig vijanden. Om een grote produktie te krijgen, moeten we dus altijd het na tuurlijk evenwicht verstoren. Dergelijke produktieve gebieden komen ook in de vrije natuur voor, zoals de slikken in de Ooster en Westerschelde, met weinig soorten, maar een geweldige groei. Dit zijn daarom ook heel belangrijke voedselgebieden voor al lerlei vogels en ook voor zeedieren, die hier hun jeugd en groeiperiode doorbrengen (zij worden dan ook wel eens kraamkamers genoemd. Als dergelijke produktieve milieus echter al te zeer gaan overheersen, gaat dit ge paard met een groot verlies aan variatie. Variatie en produktie gaan nooit samen vandaar dat toename van produktie in de landbouw altijd ten koste gaat van de variatie in het natuurlijk milieu. Andersom als we de natuurlijke va riatie van bv. de kleine polders in de Zak van Zuid-Beveland willen handhaven, legt dit beperkingen op aan de ontwikkeling van de landbouw. Hier is dus steeds een keuze nodig welke van de twee voorrang krijgt en tot hoever. Men zou zeggen, dat een grote voedsel- rijkdom, dus bv. veel bemesting, wel gunstig zal zijn voor het voorkomen van veel soor ten planten en dieren. Merkwaardig genoeg is dat niet zo. Als er veel voedsel is, krijgen de snelle groeiers, de grote happers de overhand en verstikken al het andere. De meeste variatie komt dan ook voor op betrekkelijk voedselarme plaatsen, in Zee land bv. in de duinen. We kunnen dit ook goed zien in de binnenwateren: door toevoeging van voed sel, bv. door lozing van afvalwater, groeit de sloot langzamerhand dicht met algen, maar de meeste variatie zit in de voedsel arme heldere slootjes. Ook hier geldt dus: produktie (en vervuiling) gaat niet samen met variatie. Daarom moeten we ook op passen dat rijke natuurgebieden niet per ongeluk teveel bemest worden. Wat wel van belang is voor een rijk natuurlijk milieu, is variatie in de onder grond. We kunnen de grootste rijkdom verwachten, waar geleidelijke verschillen in hoogte, grondsoort, grondwaterstand, enz. op korte afstand voorkomen. Dergelijke geleidelijke overgangen noemen we gra diënten; ze zijn in de ecologie erg belang rijk. Deze omstandigheden vinden we in Zeeland vooral langs de binnenduinrand, maar ook in de polders. Daarom is het jammer, dat veel van die verschillen voor goed verdwijnen, als in het kader van een ruilverkaveling egalisatie en drastische verlaging van de grondwaterstand plaats vinden wat natuurlijk voor de landbouw- produktie weer gunstig is. Zeeland is ook recreatieland. Vele re creanten komen niet alleen voor strand of water, maar ook in het bijzonder voor het landschap, voor de duinen, de wijde wa teren en de mooi begroeide polders. Maar als er veel recreanten komen, vormen ze ook een verstoring van het natuurlijk even wicht. Waar veel gelopen wordt, verdwijnen de planten die daar niet tegen kunnen. Zij worden dan vervangen door andere planten, die in dit opzicht wel tegen een stootje kunnen en dan ook erg algemeen zijn langs wegbermen zilverschoon en weegbree. Dit is dan ecologisch gezien een mooi voorbeeld van een plantengemeenschap die onder bepaalde omstandigheden steeds voorkomt. Agropyrorumicion crispi, zeggen de ecologen dan iedereen heeft zo zijn vaktaal. Maar dit is dan wel een erg ordinaire gemeenschap, en het is beter dat niet alles platgelopen wordt en andere planten ook een kans krijgen. Zo zullen ook veel vogels niet tot broe den komen als er teveel verstoring is, en sommige broedgebieden zijn dan ook in het broedseizoen voor het publiek gesloten. Het zal soms voor de instandhouding van zeer gevoelige soorten wel eens nodig zijn een natuurgebied geheel te sluiten. Jammer voor de recreant, want wat heb je nou aan een vogel die je niet mag zien? De vraag mag eigenlijk nooit gesteld worden: die vogel hoort er ook bij, hij is een onderdeel van dat grote systeem van de natuur, maar hij wil met rust gelaten worden, en dat moeten we respecteren. We hoeven het binnenwerk van ons tele visietoestel ook niet elke dag te zien om 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1975 | | pagina 25