loch tevreden te zijn met het resultaat. Ook hier moeten we ons beperkingen op leggen om Zeeland recreatief aantrekkelijk te houden. In Zeeland gaat het niet alleen om „echte" natuurgebieden, maar vooral ook om de karakteristieke combinatie van land bouw en natuur. Dat levert wel problemen op, want in veel gevallen is het niet mo gelijk om landbouw en natuur volledig te scheiden. Toch kan juist hier erg veel bereikt worden met fijne nuances: zo is de bloemenpracht van dijken en wegbermen weer enorm toegenomen, nu ze sinds kort niet meer bespoten worden met onkruid- verdelgende middelen. En de laatste tijd wordt op veel plaatsen onderhandeld om te komen tot beheers overeenkomsten, waarbij de landbouwer een vergoeding krijgt om de natuurele menten op zijn land te sparen en te onder houden. De ecologie kent geen onderscheid tussen nuttige en schadelijke planten, tussen vieze en lieve dieren. Wel zijn, zoals gezegd, bepaalde planten en dieren van direct be lang voor de mens, maar deze zijn voor hun bestaan weer afhankelijk van andere, die we misschien op het eerste gezicht minder sympathiek vinden. We moeten er juist voor oppassen om niet alleen maar aan de directe belangen van de mens te denken: dat leidt altijd weer tot onver wachte en onprettige bijverschijnselen. Die ren die zich in onze mensenmaatschappij juist bijzonder goed thuisvoelen, zoals rat ten en houtduiven, kunnen dan tot een echte plaag worden. Door toename van de ecologische kennis leren we dit ruimere verband te zien. Voor een provincie als Zeeland komt het erop neer, dat we de grote variatie in natuurlijke ondergrond en historische groei zo goed mogelijk moeten benutten. We zullen dus verschillende vormen van landinrichting naast elkaar moeten hebben, van intensieve landbouw of massarecreatic tot strikt gesloten natuurgebieden, met allerlei overgangen daartussen. Dat moet alles dan zo gesitueerd zijn, dat de om standigheden zo goed mogelijk worden ge bruikt en zodanig dat ze elkaar niet nadelig beïnvloeden, dus bv. geen rustig broedvogel- gebied vlak naast een drukke camping. Hier ligt een belangrijke taak voor de planologie, die mede aan de hand van de adviezen van ecologen de bestemming en het beheer van de grond zal moeten regelen. Als Zeeland zijn taak bij het handhaven van het natuurlijk evenwicht zo goed mo gelijk wil vervullen, moeten we vooral letten op die gebieden, die in groter ver band gezien een heel bijzondere plaats innemen. Voor onze provincie gaat het dan in de eerste plaats om de zoute en brakke milieus: de Oosterschelde (die dan natuur lijk wel zijn getij moet houden), de Wester- schelde met al zijn gradaties van zout naar brak en zijn Land van Saaftinge (ern stig bedreigd door vervuiling en verstoring), en niet te vergeten de fourageer- en rust plaatsen voor trekvogels. Vooral de ganzen kunnen Zeeland niet missen; in de winter zijn ze al eeuwenlang zo karakteristiek voor onze lage weilanden, dat Goes al sinds de middeleeuwen een gans in zijn wapen voert. Maar dan zijn er ook de gebieden, die weliswaar internationaal gezien minder zeld zaam zijn, maar karakteristiek zijn voor het Zeeuwse landschap: de duinen en bin- nenduinranden met hun enorme variatie aan levensomstandigheden, planten en die ren, de kreken, welen, binnendijken en weg bermen. Daarnaast bestaat dan een boeiend contrast met de grootschalige landbouw gebieden, waar de produktie vooropstaat, maar ook daar zullen kleine elementen met wat meer afwisseling als tegenwicht hard nodig zijn. Bossen zijn er in Zeeland vroeger meer geweest dan nu, ook in de polders, waar veel kleine percelen in de loop van de jaren geleidelijk verdwenen zijn. Door wat her bebossing zou dus ook een aardige bijdrage aan het herstel van de vroegere variatie geleverd kunnen worden. Voorbeelden zijn nog te vinden op het Groot Eiland bij Hulst, Tonio's bosje bij Sint-Kruis en het Abbekinderse bos bij Kloetinge. Bij alles wat we doen moet echter reke ning gehouden worden met de mogelijk heden, die de natuurlijke omstandigheden ons bieden. Door lucht- en waterveront reiniging, maar ook door egalisatie, het afgraven van dijken, en door verkeers- en recreatiedruk worden deze op veel plaatsen beperkt. En wat eenmaal verdwenen is, kan dikwijls moeilijk of in het geheel niet hersteld worden. De mogelijkheden om Zeelands karak teristiek te behouden zullen heel deskundig benut moeten worden. Maar gelukkig doen zich ook kansen voor om de provincie te verrijken met nieuwe milieus: zo is het stilstaande zoute meer van de Grevelingen (uniek in West-Europa) een belangrijke aan winst gebleken. Het spreekt vanzelf dat voor een goede besluitvorming een uitgebreide kennis nodig is van het natuurlijk milieu in Zeeland. Gelukkig wordt hier al veel ecologisch on derzoek verricht, onder andere door het Delta-Instituut voor hydrobiologisch onder zoek in Yerseke, de afdeling Milieu-onder zoek van de Deltadienst van de Rijkswater staat, het Staatsbosbeheer en de Werkgroep Noord-Vlaanderen-Delta-Zuid van de Rijks universiteit in Gent. En als we bedenken, hoe belangrijk eco logie is voor de ruimtelijke ordening, is het niet verwonderlijk dat ook de Provin ciale Planologische Dienst met ecologisch onderzoek is begonnen. Daarnaast mogen we vooral niet vergeten, dat veel belangrijk onderzoek op dit gebied wordt verricht door amateurs, zoals die van de vogelwach ten en de jeugdbonden voor natuurstudie. Uit dit verhaal blijkt wel, dat ecologie beslist geen modewoord is. Ecologie is een nog jonge wetenschap, en de stand van de kennis gaat dagelijks vooruit. We zullen deze kennis steeds meer nodig heb ben om verantwoord te kunnen beslissen hoe we met de wereld, met Nederland en met Zeeland moeten handelen. Uiteindelijk gaat het erom, dat het leven op aarde, en het leven in onze provincie, in al zijn variatie kan blijven bestaan en zich kan blijven ontwikkelen, en dat leven bestaat niet uit losse geïsoleerde stukjes, maar uit één samenhangend, enorm inge wikkeld systeem. De ecologie helpt ons om in dit systeem de weg te vinden. Als u meer over dit onderwerp wilt weten: Nederlandse boeken over ecologie zijn uiterst schaars. Het fraai uitgevoerde boek „Sesam Ecologie" (Bosch Keuing, Baarn, ƒ24,50) behandelt vrijwel uitsluitend pro blemen op wereldschaal. Over plantenecologie kunt u erg veel vinden in de prachtige driedelige uitgave van de Vereniging tot behoud van natuur monumenten in Nederland: „Wilde Planten" (per deel 57,50, voor leden 37,50), vooral in deel I, dat ook de specifiek Zeeuwse landschappen behandelt. Speciaal voor het Deltagebied is heel interessant: „Op de grens van zout en zoet" door Jan van de Kam en Wim Wolff (Ploegsma, Amsterdam, 31,50). Het rapport „De kleuren van zuid-west- Nederland" (Contactcommissie voor Natuur- en Landschapsbescherming, Amsterdam, 19,50) is van groot belang voor de toe komstplanning van het Deltagebied. En als u zelf uw tuin wil inrichten volgens ecologische principes, is „Wilde- plantentuinen" (Instituut voor Natuurbe schermingeducatie, Amsterdam, 15,—) een goede gids. Welen zijn kolkgaten van oude dijkdoorbraken. Door latere inpolderingen liggen ze soms ver in het binnenland, zoals deze aan de Weeldijk bij Nisse. (Foto: P.P.D. Zeeland). 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1975 | | pagina 27