der alleen bij her inknippen op bepaalde
punten en de snit van het jak wordt uit
sluitend bepaald door vouwen en plooien.
In de halsopening is de vroeger omvang
rijkere doek gereduceerd tot een smal ge
vouwen randje. De beuk daarentegen vraagt
alle aandacht. Het is dikwijls het kleurigste
onderdeel van de dracht. Bovendien kan de
draagster in de stofkeuze haar persoonlijke
smaak botvieren.
Vaak is de beuk van een gebloemde ka
toen, die in allerlei kleurstellingen kan voor
komen. Maar ook beuken van moderne syn
thetische stoffen vormen geen uitzondering.
Aan de voorzijde is de beuk bij de hals
ingerimpeld en soms voorzien van een
versiering in de vorm van een bandje of
galonnctje.
Vroeger kwamen witte beuken voor, die
zijn voorzien van kruissteekborduursel dat
sterk doet denken aan antieke merklappen.
Levensbomen, bloemen en dieren waren
veel voorkomende motieven en bovendien
zijn deze beuken evenals merklappen meestal
voorzien van een jaartal.
Op allerlei manieren hebben de Walcherse
Foto: Johan Berrevoets, Zierikzee.
schonen sinds mensenheugenis hun beuk
weten te verfraaien. Zo werden beuken met
zijde en wol in kleur, of wit op wit ge
borduurd. Ze werden voorzien van kantjes
en bandjes en ook wel gesmockt. Het is
logisch dat geslaagde versieringen werden
nagevolgd door bewonderende buurvrouwen
en vriendinnen.
In de loop der tijd was ook de vorm
van de beuk aan verandering onderhevig.
Ook mevrouw S. Meyers - Maljaars die thuis
op manege-boerderij „De Eendracht" voor
ons poseerde, heeft de vorm van haar beuk
enigszins aan eigen smaak aangepast. Door
gaans wordt deze rond gedragen.
Een overtuigde drachtdraagster met pro
gressieve neigingen kan zich zo'n verande
ring gerust permitteren. Elke klederdracht
is vatbaar voor dit soort persoonlijke wij
zigingen die al dan niet verder aanslaan.
Ze zijn het kenmerk van een levende dracht.
Wanneer het „nieuws" in de smaak valt,
is daarmee een nieuwe modetendens ge
boren.
Mevrouw Meyers vertelde ons, dat ze
er maar wat vaak over gedacht heeft de
dracht vaarwel te zeggen. Uit praktische
overwegingen en misschien ook wel eens
omdat een kennis net zo'n beeldige jurk
gekocht had. Gelukkig kon ze het na rijp
beraad toch nooit over haar hart verkrij
gen en daar heeft ze tot dusver beslist
geen spijt van. Ze vindt de dracht zelf
erg mooi en is er aan gehecht.
Gelijk heeft ze, zie de prachtige trotse
boerin met eigen paard op de voorplaat.
De ondermuts van Zwitserse of Belgische
feston maakt mevrouw Meyers zelf. Hierin
wordt het oorijzer met de grote gouden
krullen vastgespeld. De haarrol, het streek-
sel, dat op Walcheren is uitgegroeid tot
een grote kuif, wordt op de ondermuts
vastgestoken. Over de ondermuts komt de
langette bovenmuts.
Deze is voorzien van een brede stijve
rand, de langette, terwijl de bol van de
muts bestaat uit batist, dat met een tangetje
is voorzien van fijne plooitjes. Aan de onder
zijde van de bol wordt de muts met een
lint dichtgetrokken, zodat de muts geplooid
naar binnen valt. Achter de krullen worden
mutsspelden gestoken. Het kleinste paar
gaat vooraan in de gaatjes van het oorijzer.
Vaak bestaat de kop van de spelden uit
een Zeeuwse knoop.
Mevrouw Meyers draagt paerelspellen,
voorzien van een barokpareltje, kroonspel-
den en bieckurven. Dit zijn grote ronde
cantille spelden, die op Walcheren niet
algemeen zijn, op Zuid-Beveland daaren
tegen veel meer voorkomen. Aan de krullen
worden ook hier gouden strikken gedragen,
klaverbladvormige hangers.
Aan de strikken van mevrouw Meyers
hangen bovendien nog vlinders of waaiertjes,
die op het dorp waar ze als meisje woonde,
gebruikelijk waren. Het zijn eigenlijk kleine
strikken met een pareltje die voornamelijk
gedragen worden op Domburg en West
en Oostkapelle.
Lang geleden hebben de Walchersen het
moeten doen met één snoer bloedkoralen,
vaak voorzien van een capittelstokje. Nu
worden doorgaans drie, vier en zelfs vijf
rijen koralen gedragen met het ronde gou
den slot met gouden „halve maantjes"
aan weerszijden. Ook granaten komen veel
voor en die zijn hier soms aan zilveren
schakels geregen en meestal voorzien van
een met granaten bezette zeuge.
Ze worden evenals gitten gedragen bij
rouw, maar tegenwoordig hangt het ook
wel van de kleur van de beuk af of aan
de koralen of de granaten de voorkeur
wordt gegeven.
Zwarte kousen en schoenen horen bij de
Walcherse dracht. In de winter worden de
blote armen in de korte mouwtjes bedekt
met grote dubbelgeslagen omslagdoeken van
grijze of zwarte pluche. Bij kil weer worden
ook zelfgehaakte doekjes gedragen die men
soms „dasjes" noemt. Ooit werden de mut
sen beschermd door strooien kaphoeden
met blauwzijden lint en rozetten.
Tegenwoordig wordt bij een buitje ge
bruik gemaakt van het plastic regenkapje.
In die delen van Zeeland waar de muts
door zijn omvang al heel bezwaarlijk in
te pakken valt, worden ingenieuze plastic
bouwseltjes bedacht.
Zo wordt dit Zeeuwse brok kostuum
historie beschermd met zeer eigentijdse
middelen. Dat dat niet altijd het geval is,
bleek tijdens de invoering van de valhelm
van minister Westerterp. Een aantal blank
gemutste Zeeuwse dames wilde er niet aan.
De bromfiets thuis en fietsend langs „d'n
diek"!
Joanne van der Stel.
6