De Hollandse, de Zweedse en de Engelse Wat er met mijn man de laatste tijd aan de hand is weet ik niet, hoorde ik mijn vrouw tegen een vriendin zeggen; het lijkt alsof: ie weer verliefd is, hij loopt maar wat te dromen en het moet begonnen zijn in Breskens, dacht ik, 'n week of zes geleden. Hoe raadt ze dat zo, vroeg ik mij af; ik probeer niets te laten merken maar kan die Zweedse, slank en blond en knap, niet vergeten! Sinds ik die heb ontmoet is het alsof ik een tweede jeugd beleef: ik maak plannen, wil met haar gezien wor den. Ja, ik zal veel met haar uitgaan: Veere, Medemblik, Zeebrugge, Cowes, Ko penhagen, en surtout aan de Cöte in Frankrijk, in Cannes, Portofino, Alicante; we zouden overwinteren op Majorca. Ze zou mij introduceren in heel andere krin gen dan nu; ik zou haar komen opzoeken met Kerstmis met een fles champagne, in witte broek en blauwe blazer. In het vroege voorjaar zou ik haar naar de beauty-shop brengen voor een opmaak en daarna haar uitnodigen voor een kleine party met zon, wind en zee. Met haar zou ik lauwe me diterrane zomernachten doorbrengen, er gens voor anker in een baai aan de rots kust. Ze zou nooit mogen weten dat ik maar een sober huisje op Walcheren bewoon. Dat ik met winters schrijftafelwerk, met bijlessen, met stukjes pennen voor de pers, met uitstel vragen van belastingbetaler!, met een beetje financieren (en de rente weer aftrekbaar), met aanhouden van m'n oude Fordje, kortom: door alle zeilen bij te zetten haar de mijne zou kunnen noemen. Dat ik mij in Zeeland alles zou moeten ontzeggen om haar 'n veelkleurige spinnaker-avondjurk voor de verjaardag te geven. En dan met haar gaan dansen aan de kust, voelen hoe soepel ze dat kon, lachend om het beatlawaai van de harde noordwester die kwam opdraven. Het zou een romance worden: gesprekken in de schemering met haar voeren, zittend in de cockpit om haar beter te leren kennen. De mooiste en eleganste die ik in mijn lange zeilersbestaan ooit heb gekend en gehad... Ik weet zeker dat mijn vrouw het niet erg zou vinden. Ze zou het mij allemaal best gunnen, ze is breed van opvatting. Maar dan, stelde ze, moet je die Engelse de bons geven. Niet dat ik wat tegen haar heb, maar het vergt gewoon teveel van je. Ach, die Engelse, dat korte bleke dik- kertje met die brede heupen die zo gezellig schommelde als ze teveel van dat tuig ophad. Ik ontmoette haar een paar jaar geleden op de HISWA en na een korte verkenning ging ze mee naar Zeeland, achter de auto aan. Ze kon goed met mijn vrouw opschieten, schikte zich in een krappe ligplaats; ze was lang het zonnetje in m'n leven, werkte haar programma ook bij slecht weer vlot af. Geen grote dame. geen hardloopster, meer een huiselijk type: altijd leek ze blij als ik weer langskwam, om in de avond nog wat rond te zeilen, waarna ze tevreden insliep nadat ik haar had toegedekt en op mijn tenen van boord was gegaan. Gewoon een no-nonsense type waar altijd wel land mee te bezeilen was. Ik heb eens een leuk klein mahonie tafeltje voor haar geknutseld en haar een motor mixer met schroef gegeven om gauw klaar te zijn met het werk. Ze kostte mij niet veel; het was allemaal wel leuk maar ik begon haar te vergeten. Een week of wat na mijn avontuur in Breskens kwam ik nog eens bij mijn En gelse aan boord. Het was er knus; er lag een schoon kleedje op tafel, het kompasje keek mij glimlachend aan, mijn zeilpak lag opgevouwen onder de slaapbank; de fluitketel was gepoetst, begon weldra te zingen met koffiewater. Het vaantje rikke tikte vragend: zullen we? De mixer ge start, de box uit, buiten de haven opge tuigd: wat was dat allemaal kinderlijk eenvoudig, licht lopend, genuaschoot met één rukje in de klem (de Zweedse had daar twee gecompliceerde ratellieren voor). Kit tig, snel in de oktobermiddagwind; preten tieloos werkte ze de lange Veersemeer- rakken af. Heel zacht gesis aan lijboord van schuim op glad zout Zeeuws water. Sweet seventeen, mijn 17-voetertje: be slist niet onknap met haar imitatie-goud kleur opmaak. Vanaf de helmstok kon ik het cardanische kookstel aansteken voor nóg een mok koffie, met een scheut whisky erin: alles binnen handbereik! Bij de Zweed se: kuip door, trapje af, de keuken in, meters lopen. De zeewind kwam door, dan ruimschoots terug: het mahonie werd warm van tint onder de dalende zon, ik werd warm van binnen. Ze stuurde zichzelf, ik lag half op de kuipbank, vinger aan dc helmstok, arm onder de kop om een pro bleem uit-en-af te denken. Dat ging zo: met m'n Engelse, hoe handig, kittig en huiselijk ook, zou ik nooit het zeegat uit kunnen. Bij de Zweedse aan boord (28*) zou heel Europa voor mij open liggen: Ierland, Scandinavië, Bretagne, Por tugal en de rest; maar ik zou niet met haar naar Friesland kunnen. Mijn kleine lichte Engelse zou meekunnen achter de volgende .de Engelse.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1975 | | pagina 25