De zeilende binnenvaartschepen
en hun schippers
(Vervolg 3)
De zeilen.
Dc gewone binnenvaarttjalken hadden
evenals de eenmastklippers als tuigage
een grootzeil, een stagfok en een kluiver.
De tweemastklippers hadden er aan de
achtermast nog een bezaantuig bij.
Zeilmakers waren voor de schippers be
langrijke lieden. De zeilen waren immers
de enige voortstuwingsmiddelen, waarover
de schepen destijds beschikten.
Men moet echter vooral niet denken,
dat de zeilende binnenvaarders trage zeilers
waren. Als wind en getij gunstig waren,
was het bepaald geen uitzondering dat
een schipper in één dag van Terneuzen
naar Vreeswijk voer. Er was echter één
voorwaarde, de zeilen moesten passend en
goed gesneden zijn, opdat de wind optimaal
benut kon worden.
Een mooi getuigde tjalk of klipper was
een lust voor het oog en tegelijkertijd een
bewijs van de kundigheid van de zeilmaker.
Wemeldinge, Hansweert, Terneuzen en Brui-
nisse hadden hun zeilmakerijen. Namen als
Hovestadt, Florusse. Van Poelje en Ribbens
waren als degelijke Zeeuwse zeilmakers
families in de schipperswereld welbekend.
Het snijden van het zeil gebeurde voor
een deel op het gevoel. Ook het tanen van
zeilen gebeurde pas goed als men er het
juiste gevoel voor had. Belangrijk was
daarbij vooral om de kleuren aan beide
zijden van het doek gelijk te krijgen. Het
was een heidens werk en uit een boekje
kon men het niet leren. Een getaand zeil
was beter weerbestendig, dan een niet ge
taand zeil.
Zeilmaken was een spannende bezigheid.
In het bock van Hylke Speerstra ,,De laatste
echte schippers", uitgegeven bij De Boer
Maritieme Handboeken te Bussum. vertelt
de voormalige zeilmaker Hendrik Slurink
op vaak kostelijke wijze over de beleve
nissen die hij destijds meemaakte.
In het zeilmaken. aldus Slurink, zat veel
spanning. Eerst ging je het schip opmeten
met een lijntje. De schipper stond erbij en
had ten aanzien van de te maken zeilen
natuurlijk ook bepaalde wensen. Dan met
de cijfers naar de zeilzolder en het mes
in het doek. En wee degene die verkeerd
sneed en zo een stuk zwaar Amerikaans
zeildoek verprutste.
Als de zeilen klaar waren, kwam de
grote spanning. Men was niet honderd pro
cent zeker van zichzelf. Het zeil kon een
ietsje te groot uitvallen. Of te klein. Dat
laatste was nog veel erger.
Het beste moment om nieuwe zeilen
aan te slaan was 's morgens om vijf uur.
Dan waren er nog geen pottekijkers! Ge
beurde het later op de dag, dan kwam
er voor de zeilmaker een onaangename
faktor bij, nl. de aanwezigheid van de oude
rustende schippers. Terwijl je met de schip
per ging optuigen, waren ze plotseling pre
sent. Zodra het zeil erbij stond, begonnen
ze kommentaar te leveren. Voordien stonden
ze alleen maar te kijken, de handen in de
zakken. Dan werd de eerste opmerking
hoorbaar.
„Dat het er slecht bijstaat kan ik niet
zeggen, maar mijn zeil is het nou net niet."
„Het plooit wat in de schoothoek," zei dan
weer een andere criticus. Op zulke mo
menten vervloekt de zeilmaker die oude
rotten. Hij wist immers dat hun opmer
kingen vaak terecht waren, want van zeilen
en varen wisten ze alles af.
Het ergste wat de zeilmaker kon mee
maken waren opmerkingen, die er op neer
kwamen, dat de nok te hoog zat. De schip
per voor wie het zeil bestemd was, hoorde
hun gemompel ook en begon hem dan na
tuurlijk te knijpen.
Iedere schipper was zuinig op zijn zeilen
en als ze waren natgeregend, nam hij de
eerste geschikte gelegenheid te baat om
ze te laten drogen, hetgeen op bijgaande
afbeelding is te zien.
Scheepsnamen.
Op ieder zeilschip stonden de naam en
de plaats van vestiging vermeld. De aard
en de instelling van de schipper weerspie
gelden zich vaak in de naam van zijn schip,
wat uit een aantal voorbeelden zal blijken.
Vooral het begrip „hoop" kwam in heel
wat variaties voor. Zo herinner ik mij na
men als De Hoop, De hoop geleidt ons.
Hoop op welvaart en Op hoop van zegen.
Maar ook in het latijn werd het woord
hoop (spes) veel gebezigd in namen als
Spes Salutis, Spes Secunda, Spes Mea, Spes
Deo en Bona Spes.
Daarnaast waren er weer schippers, die
hun schepen vernoemden naar familie- of
gezinsleden! Dus in de geest van De vrouw
Pieternella, de jonge Pieter, enz. Ook de
kinderen speelden in de naamkeuze een
rol en zo ontstonden dan namen als Drie
gebroeders. Drie gezusters, Broedertrouw of
Ouderzorg.
Andere menselijke eigenschappen kwamen
weer aan hun trekken in namen als Dank
baarheid, Vriendschap, Vertrouwen, Avon
tuur, Verwisseling, De tijd zal 't leren.
Nieuwe Zorg. Altijd zorg. Zorg en Vlijt, enz.
Materialistisch gerichte namen ontbraken
evenmin zoals Koophandel, Tijd is geld.
Koopvaart, Risico, Ambulant en Disponibel.
Ook kwamen er veel scheepsnamen voor
waarin de godsdienstzin van de schipper
gestalte kreeg. Zo ontstonden namen als
Emanuel, Rehoboth, Eben-haëzer en Lin-
quenda. Daarbij ontbraken latijnse namen
evenmin zoals Lous Deo, Deo Gloria, Deo
Volente, Deo Gratia. Ora et Labora, enz.
Schepen van katholieke schippers droegen
vaak namen als Sint Antonius, Sint Petrus
of Sint Jozef.
Op de voorgrond het mooi gelijnde beurtscheepje van schipper De Munck uit Yerseke.
Klipper, gemeerd aan de Rotterdamse kaai in Middelburg. De schipper laat het zeil drogen.