Zeeuws recreatie-onderzoek Angstdroom (2) Opsomming. Waarschijnlijk wordt nog dit jaar een grootscheeps Zeeuws recreatie-onderzoek af gesloten. Een onderzoek, dat de fundamen ten moet leggen voor het recreatiebeleid, dat het provinciaal bestuur van Zeeland in de toekomst gaat voeren. Een goede begeleiding van de recreatieve ontwikkeling is een zeer moeilijke opgave. Het toerisme is natuurlijk van enorme betekenis voor de Zeeuwse economie. Het Economisch Technologisch Instituut voor Zeeland (ETI) heeft becijferd, dat de toeristen in 1974 een bedrag van naar schatting 500 miljoen gulden in deze pro vincie hebben besteed. En dat is niet mis selijk. Hoewel dc cijfers van het ETI zijn aangevochten door de provinciale VW, is het duidelijk dat Zeeland blij mag zijn met die recreatie. Maar dat toerisme kent ook z'n scha duwkanten. In hoeverre kan Zeeland de toenemende „recreatiedruk" nog verwerken? En in hoeverre zullen de belangen van de eigen bevolking botsen met die van de vakantiegangers? En dan hebben we het nog maar even niet over de problematiek van de zogenaamde „tweede woningen". Het zijn zomaar een paar vragen, waarop het provinciaal bestuur een gedegen ant woord moet vinden. Tijdens een recent be zoek aan Zeeland benadrukte minister Irene Vorrink van milieuhygiëne nog eens, dat de recreatie Zeeland voor grote problemen kan stellen. Zij verklaarde toen onder meer, dat het wel eens moeilijker kan zijn de recreatie in de hand te houden, dan de industrie. Het is dus hard nodig, dat er in Zeeland een weloverwogen recreatiebeleid wordt uit gestippeld. Het recreatie-onderzoek (kosten vierhonderdduizend gulden, waarvan het ministerie van CRM er driehonderdduizend betaalt) kan een redelijke aanzet zijn. Dat onderzoek omvat in totaal vijf „deelnota's". Er liggen al twee van die nota's op de bestuurstafels en onlangs zijn er weer twee verschenen: een rapport „open luchtrecreatie in Zeeland en het zuidelijk deel van Zuid-Holland" en een nota „re creatieve voorzieningen Zeeland." Het eerst genoemde rapport werd ver vaardigd door het Instituut voor Toegepaste Sociologie (ITS) in Nijmegen. Het andere rapport werd geproduceerd door de Pro vinciale Planologische Dienst (PPD). Het ITS-onderzoek had als doel de be- leidsinstanties gegevens te verschaffen over de openluchtrecreatie van de eigen bevol king en over dc eventuele wensen en be hoeften, die er onder die bevolking leven. Het ITS heeft ook het zuidelijk gedeelte van Zuid-Holland bij het onderzoek be trokken. Dat is gebeurd op verzoek van het ministerie van CRM. Want met zo'n aanpak zou een meer compleet beeld verkregen kunnen worden van de openlucht-recreatie in het hele Deltagebied. Voor het onderzoek werden zowel in Zuid-Holland als in Zeeland ongeveer 2500 mensen ondervraagd. Onvoldoende. Het Instituut voor Toegepaste Sociologie heeft in zijn studie het recreatieve gedrag van de inwoners van Zeeland en van het zuidelijk deel van Zuid-Holland tijdens het weekeinde uitputtend ontleed. Het rapport, dat daarvan het resultaat is, heeft eigenlijk niet zo veel nieuws te melden. Het is merendeel een bevestiging van wat we eigenlijk al wisten. Toch zijn er wel een paar aardige conclusies in te ontdekken. Zo vindt één op de zes a zeven Zeeuwen de recreatieve voorzieningen in de provincie onvoldoende. Of dit landelijk gezien een hoog percentage is, valt moeilijk te zeggen, omdat er nauwelijks enig vergelijkings materiaal beschikbaar is. Maar het ITS-onderzoek heeft ook uit gewezen, dat in Zuid-Holland één op de vijf inwoners ontevreden is. Zeeland slaat dus misschien niet eens zo'n gek figuur. In Zeeland worden vooral „attraktie- punten" en zwembaden gemist. Het tekort aan „attraktiepunten" wordt met name op Walcheren gehoord. Klachten over het ont breken van zwembaden kwamen vooral uit Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen en uit Oost- Zeeland. Ook willen de Zeeuwen meer bos- en heidegebieden. Bovendien signaleerden veel ondervraagden de behoefte aan een dieren park, een vogelpark (of iets dergelijks) en meer speelterreinen voor kinderen in hun woonplaats. Openbaar vervoer. Nog enkele conclusies uit het lTS-rap- port: zee-, strand- en duinbezoekers in Zee land klagen veel over het tekort aan sani tair en toiletten. Ook de vervuiling wordt nogal eens als klacht geuit. De Zeeuwen maken over het algemeen weinig gebruik van het openbaar vervoer als ze er in het weekeinde op uittrekken. Niet zo verwonderlijk, want de bereikbaar heid van een groot deel van de recreatieve trekpleisters met het openbaar vervoer is ronduit slecht. Vandaar de aanbeveling van het Instituut voor Toegepaste Sociologie: nieuwe recreatieve objecten moeten zodanig gesitueerd worden, dat ze redelijk bereik baar zijn met het openbaar vervoer. Een andere in het oog springende con clusie in het rapport: wat de dag- en week endrecreatie betreft zijn er in Zeeland duidelijk twee „achtergebleven" groepen. Dat zijn de oudere mensen (gepensioneer den met een laag inkomen) en de kleine zelfstandigen. Zij zijn minder snel geneigd er even tussenuit te gaan, dan de overige groepen in de Zeeuwse samenleving. Het rapport van de Provinciale Planolo gische Dienst is niet meer dan een op somming van de recreatieve voorzieningen, die Zeeland momenteel telt. Er zijn wat gegevens op een rijtje gezet, en daar is het bij gebleven. Enkele grepen uit dat rapport: de re creatie in Zeeland speelt zich momenteel voornamelijk af in de kuststrook. Hier vindt men ongeveer vijfenzeventig procent van het totaal aantal slaapplaatsen (182.506), dat in deze provincie aanwezig is. Het is volgens de PPD duidelijk, dat het aandeel van Zeeland buiten de kust strook in het totale recreatiegebeuren zal toenemen. In de laatste zeven jaar heeft het totale bestand aan bedden in de re creatieve sector in de kuststrook een uit breiding van veertien procent ondergaan. Dit werd veroorzaakt door een toename van het aantal slaapplaatsen in zomerwo ningen, en daarnaast van die op kampeer terreinen. En zo vermeldt de PPD verder nog in welke regio's men veel zomerwoningen, ho tels, pensions en kampeerterreinen aantreft. Misschien interessant voor het provinciaal bestuur. Maar om er op deze plaats nog meer aandacht aan te besteden lijkt wat overbodig KO DE RIJTER. „Joris van Hoedekenskerke" heeft zijn zin gekregen. Er kwamen geen kernenergie centrales in Nederland meer bij. Op een novemberavond in het jaar 1990 zien wij het volgende tafereel bij Joris thuis: Bij Joris is het koud geworden, en stikkedonker bovendien. Waar vroeger ooit de varkens knorden staat werkloos nu het wasmachien. Dc haardroogkap werd: hok voor kippen. Konijnen spelen voor het scherm van de T.V. Je ziet ze wippen! En Joris denkt: „Toch was het ferm om tegen „Borssele" te ageren!" Al staat zijn windmolen nu stil, als het weer waait kan hij proberen of straks zijn radio nog wil Johanna, Joris' vrouw, wil strijken. Zij heeft een nieuwe houtskool-bout. Maar nu staat ze toch raar te kijken vanwege het gebrek aan hout. Johanna denkt aan emigreren, want Zeeland werd zó doods en stil! Het was wel aardig protesteren, maar zij weet wat het zeggen wil om zonder stroom te moeten leven. Een kaars brandt maar een uur of drie... Johanna zegt, en zucht dan even „Was er maar kernenergie!" Maarten van Middelburg. 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1975 | | pagina 11