Stormwandeling
tussen twee uurtjes lezen
Enige tijd met belangstelling zitten lezen
in een deel van de LIFE Wetenschappelijke
Bibliotheek „WATER", een boek dat nog
eens breeduit verklaart, dat het water zo
wel de meester als de dienaar is van de
mens, die er zelf ook voor 50 70°/o uit
bestaat. Op de bladzijden 160 en 161
wordt verteld van het onnoemelijke leed,
dat het water in Zeeland heeft veroorzaakt
in '53 en er zijn vijf luchtfoto's die laten
zien hoe het Veerse Gat werd gesloten
door wat wij de dam van Dibbits noemen.
„Defences for a sea-pressed land" staat
bovenaan de pagina's.
Om 14.00 kan ik met iemand meerijden
naar Domburg. Het stormt uit het noord
westen bij afgaand tij en achter de buikige
watertoren van Domburg (die met dat on
miskenbare platte Zeeuwse hoedje) wacht
ik tot het droog wordt en sta te rekenen:
1 kubieke meter lucht weegt 1.3 kilo, hei:
waait met zeg 10 m/sec en dat is V2 mv2
of 65 kilogrammeter arbeidsvermogen; voor
een heel eiland zou hier op zo'n stormdag
gratis energie op te wekken zijn. Ons land,
het land van de molens: waar blijven de
ingenieurs? Ze wachten zeker tot het aard
gas op is!
Het natte zand loopt soms makkelijk,
soms zwaar. Wind in de rug en aan mijn
linkerzij een wereld van water: woelig,
grijsgroen, groenig grijs soms, de zee opge
jaagd door stroom en wind (natuurlijk
zou uit de stromingen langs de kust ook
weer een onvoorstelbare grote hoeveelheid
energie kunnen worden geput). Erboven wa
ter in wolkenvorm, zeilende massa's met
grijze schaduwbuiken, regenstrepen boven
zee. Plekje rafelig bleekblauw wentelt voor
bij waar de zon hoort te staan, fletse
lichtplek nu.
De ene vorm van water wordt gescheiden
van de andere door een rechte lijn, de
enige hier: de horizon met soms kleine
witte driehoekjes erboven, golven die don
derend neerkomen op de banken ver weg.
Over de koppen stuivend en verstoven wa
ter, je proeft het zout. Futloos de zon,
bovenmatig de wind; hoeveel dagen hadden
we niet met lichte wind en laaiende zon,
die logboek-zeilzomer 1975? Ik wou dat
een meteoroloog mij vergezelde; wat een
heerlijke wetenschap, neus in de wind: al-
tostratus, cumulonimbus, nimbostratus,
Beaufort 8 is het nu wel!
Staan kijken naar een brede rolgolf, die
snel nadert: die gaat het nu eens erg
goed doen. wil er iets bijzonders van ma
ken. Een hele Piet die indruk maakt, wil
overheersen, een machtige carrière-golf met
zeggingskracht die bakens en stromingen
negeert. Hoge beambte met een wit boord,
manshoog komt hij aanstuiven langs de
palen van het strandhoofd, zeg maar elke
paal is een jaar van zijn leven. Kalmere
golfjes worden driftig overlopen, maar het
gaat a! moeilijker: hij overtik en overkruift
zichzelf, wordt afgeremd door het gemene
zand in zijn streven iets geweldigs tot
stand te brengen; hij struikelt en valt voor
over. Dreunend en schuimend eindigt het
leven van die nameloze golf in opgewoeld
zand. Ook voor een golf op het strand
geldt het „Peter-principe": de mens pro
moveert tot hij werk krijgt waarin hij moet
falen, hij wordt tegengewerkt van onderop,
slaat over en laat niets achter.
Maar laat ik mijn kop nu eens helemaal
leeg van gedachten maken, laat ik proberen
vijf minuten nergens aan te denken; ge
woon maar kijken zonder associëren en
filosoferen. De wind doet die plastic fles
daar lustig rollen over vrijgekomen zand
vlakte, schuin naar de zee toe. Een schuim
rand pakt hem dan, tollend wordt hij vele
meters meegenomen tot het water terug
loopt. De fles aarzelt even, dan pakt de
wind hem weer holderdebolder over de
vlakte. Stevig doorstappend kan ik mijn
vriend net bijhouden. Hij krijgt water
binnen wat hem zwaartillend en traag
maakt. Ik pak hem, laat hem leeglopen
en hij herwint zijn speelsheid helemaal.
Hoe minder ballast in je, des te vlotter
kun je levenals plasticfles?
Gejaagd door de wind, de titel is al ge
bruikt voor een roman. De vrouw van de
beroemde vlieger Lindbergh schreef een
klein boekje: Gift from the Sea. Anne Mor
row Lindbergh is gaan zitten schrijven in
haar strandhuisje, maar het lukte niet: the
beach is not the place to work. Ze raapt
af: en toe een schelp op, wat iedereen doet
op het strand; maar ze schrijft erover. Over
de gedachtenspiraal van een wulk; over
een oesterschelp die alsmaar overbodig kalk
aanzet en daardoor onbewoonbaar wordt,
net als een té vol huis. Ze vraagt zich af,
die Amerikaanse huisvrouw/schrijfster:
wordt het niet tijd om ie leven en je bezit
te vereenvoudigen tot een gemakkelijke
schelp die je overal heen kunt nemen, en
al die functies, relaties, complicaties en
communicaties (die je aanvankelijk met
plezier op je neemt) losser te maken om
uiteindelijk af en toe alléén te zijn in je
schelp, jezelf, je strandhuisje zonder radio
of telefoon?
Anne Morrow schreef over dezelfde schel
pen die hier bij miljoenen liggen. Ze kraken
onder mijn laarzen en toch is van iedere
schelp een verhaal te vertellen. In elke
schelp heeft een dier geleefd, dat als larve
van zijn vrijheid heeft geprofiteerd en rond
gezwommen heeft, en toen een wonderlijke
constructie van kalk uit zeewater heeft
opgebouwd, naar het schijnt met een bio
logische computer anders had de vorm
nooit zo volmaakt strak kunnen zijn. In
ons geliefde Cadzand vinden we ze, tien
tallen miljoenen jaren oud, van ver vóór
de mensheid op aarde kwam
Zo'n schelp is de buitenkant van het
schelpdierleven, eenmalig slechts en alléén
voor dat dier. Zo moet je zelf ook af en
toe alléén zijn aan het strand, desnoods
eventjes maar! Energetisch, electronisch, e-
conomisch en ecologisch hebben we voort-
„Het Anker" gesneden in palm-kops door Jac. Jongert (1919).
22