Kleine wintergasten SNEEMG011S Er is een oud spreekwoord dat zegt: „Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd!" Evenzo gaat het met de vogels en de mensen, die naar deze gevederde dieren kijken; bepaalde vogelaars vinden alleen grote vogels interessant en gaan volledig voorbij aan, wat zij meestal met „klein spul" enigszins denigrerend aanduiden. De reden voor het min of meer onder tafel schuiven van de kleine vogelsoorten kan om twee redenen gebeuren. De voge laar in kwestie heeft inderdaad geen inte resse voor deze „pietjes" en/of hij kent ze niet. In beide gevallen mag en kan hij mijns inziens geen aanspraak maken op de titel vogelkenner. Omdat er van bepaalde specialisatie sprake is, zou hij eenden-, ganzen- of meeuwenkenner moeten heten. Hoe dan ook, feit is dat de kleine(re) vogels vaak wat stiefmoederlijk behandeld worden. Daarom in deze aflevering eens wat meer aandacht voor enkele van hen. Van de vogels die ik hier aan de orde stel, leven de meeste van plantenzaden en ze behoren tot de Vinkachtigen en Gorzen. De soorten behorende tot deze families, kenmerken zich door een korte brede sna vel, zoals we die ook van de Huismus ken nen. In de winter speelt voldoende geschikt voedsel de belangrijkste rol. In de voort- plantingstijd is de combinatie voedsel nestgelegenheid bepalend voor de aanwezig heid van een soort. Dit houdt in, dat het winterverblijf op geen enkele manier ver gelijkbaar behoeft te zijn met de plaatsen waar de vogel zich in de zomer ophoudt. Uitgaande van deze voedselrijkdom, in het onderhavige geval dus zaden, hebben we hier in Zeeland zeer belangrijke ge bieden in de vorm van onze schorren, die een ongekend grote zaadproduktiviteit heb ben. Daar kunnen we dus grote aantallen zaadeters verwachten. Om te beginnen zullen we het niet te moeilijk maken en een paar soorten be kijken, die ondanks hun geringe postuur toch opvallend zijn, omdat zij in groeps verband leven, waardoor de massa (soms) de aandacht trekt. De grootte van zo'n troep vogels varieert namelijk zeer sterk. Het kunnen tien exemplaren zijn. maar ook enige duizenden! Dit is afhankelijk van de soort waarmee we te maken hebben. Soms komen zwermen met verschillende soorten voor. De belangrijkste, tevens talrijkste soort is dan de Frater, die hier in troepen van vaak zeer grote aantallen overwintert. Het broedgebied is Ierland, Schotland en de ge hele Noorse westkust. Op nagenoeg alle schorren van enige importantie is deze soort te vinden. Het zijn luidruchtige ge zellig levende vogeltjes die, wanneer u zich ergens rustig op een dijk posteert, vaak van zeer nabij te bekijken zijn. Het winterkleed is enigszins Graspieper- achtig gevlekt/gestreept. Het mannetje heeft een rossige vlek op de overgang tussen staart en rug de stuit). Bij grote groepen Fraters sluiten zich vaak de welbekende Groenlingen en Kneuen aan, die overigens ook per soort in groepsver band aangetroffen kunnen worden. Ze zijn tevens minder schor-gebonden dan de Fra ter, tenminste wanneer er geen sneeuw ligt. Wanneer u op/bij het schor bent en u ziet vogeltjes vliegen met opvallend veel wit, dan hebt u tien tegen één te maken met de Sneeuwgors. Een ongekend mooie vogel met zwart, bruin en wit als domi nante kleuren. In tegenstelling tot de Frater zijn de Sneeuwgorzen weinig luidruchtig en veel minder druk. Meestal zitten ze rustig op de grond hun zaadjes te pikken zonder veel op te vliegen. Ook deze vogel broedt in noord Europa en wel in dezelfde gebieden als de Frater, echter niet in Ierland, maar wel op IJsland. Als u veel geluk hebt, kunt u de IJsgors 5TyNDIEfUWffUK alleen of in gezelschap van de Sneeuwgors aantreffen. Deze heeft een gestreepte kop en een roestkleurige kraag. Het wit op de vleugels ontbreekt. De Strandleeuwerik behoort niet tot de hiervoor genoemde vogelfamilies maar, de naam zegt het al, tot de Leeuwerikken. Ook in z'n eigen familie is hij echter een buitenbeentje, althans in Europa. Het is namelijk de enige Leeuwerik met geel en zwart aan de kop. Evenals bij de Sneeuw gors is het gedrag van deze vogel weinig opvallend, zodat er beslist op hem gelet dient te worden om hem te zien. Strandleeuwerikken laten zich echter vrij gemakkelijk benaderen zodat u, wanneer u ze eenmaal hebt ontdekt, kunt genieten van deze werkelijk prachtige vogeltjes. Als u het schor met de dijk te koud of te winderig vindt, kunt u uw geluk ook eens in duin en/of veld beproeven. De plaats van de Frater op het schor wordt hier ingenomen door de Sijs. Ook deze vogels Teven 's winters in groepsverband met aantallen die tot enige honderden kun nen bedragen. Een troep Sijzen is altijd op afstand te horen door het geluid dat ze immer pro duceren. Wanneer u zich door dat geluid laat leiden, zijn ze gemakkelijk op te spo ren. Vrijwel altijd zult u ze dan in een Elzenstruik aantreffen, waar ze bezig zijn de zaadjes uit de zogenoemde Elzenkatjes te peuteren. Als u omzichtig te werk gaat, is het niet moeilijk om deze groen-gele diertjes van onder de boom in hun doen en laten gade te slaan, zonder dat ze weg vliegen. Wat u allemaal te zien krijgt, is afhankelijk van uw opmerkingsgave. Zeldzamer en moeilijker te vinden zijn de Barmsijzen. Meestal zijn ze weinig talrijk en minder luidruchtig dan de voorgaande soort. De Barmsijs is eveneens te vinden in bomen en struikgewas. Hij bezoekt ook graag naaldbomen, omdat die in de winter meer dekking bieden, zodat hij voor be lagers minder zichtbaar, dan wel moeilijker bereikbaar wordt. Volledigheidshalve zij hier nog vermeld, dat de Barmsijzen qua kleur enige over eenkomst met de Frater vertonen, maar daarvan te onderscheiden zijn door een fel rood „petje". Verschillende van de hier besproken vogel soorten hebben reeds van ouds aantrek kingskracht uitgeoefend op de mens. Dit wordt zeker niet in de laatste plaats ver oorzaakt door hun prachtige kleuren en hun zang. Bovendien zijn ze vrij gemak kelijk in volières te houden, omdat ze zaden eten. In tegenstelling tot de zogenoemde insekteneters. Sommige mensen zien het als een wel kome aanvulling van hun inkomsten om deze vogels te vangen en te verhandelen. Daarom is een waarschuwing voor aan staande of gevestigde volièrehouders hier op z'n plaats. Wanneer u vermoedt, dat u inlandse vogelsoorten aangeboden worden, vergewist u er dan eerst van of dat zo is. Blijkt dat inderdaad het geval te zijn, koop ze dan niet! Trouwens, niet alleen de Hollandse, maar alle in Europa in het wild levende vogelsoorten zijn hier beschermd. Door ze te kopen, veelal te goeder trouw, kunt u zich veel ergernis op de hals halen, doordat u bij controle van uw volière de vogels kwijt raakt en bovendien een proces-verbaal krijgt, met alle gevolgen van dien. Met misschien iets meer moeite, maar zonder enige kosten kunt u de vogels in de vrije natuur, waar ze tenslotte thuis horen, gadeslaan en horen. Hun gedrag is daar ook veel natuurlijker dan in een kooi. Ik hoop met deze bijdrage uw aandacht gevestigd te hebben op een vaak vergeten onderdeeltje van de avifauna, dat u veel genoegen kan verschaffen, wanneer u er een frisse winterwandeling voor over hebt. TIPGEVER.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1976 | | pagina 24