De zeilende binnenvaartschepen
en hun schippers
(Slot)
Het naderende einde van de zeilende bin
nenvaart.
Omstreeks het midden van de vorige eeuw
deed voor het eerst een mechanisch voort
stuwingsmiddel zijn intrede in de binnen
vaart, nl. de stoommachine. Met uitzon
dering van de sleepvaart en de beurtvaart-
rederijen, bleken de partikuliere binnen
schippers er echter nog weinig of geen
belangstelling voor te hebben. Redenen
daarvoor waren onder meer dat de aanschaf
en de inbouw vrij duur waren, terwijl als
extra kracht een machinist-stoker aan boord
moest worden genomen. Een belangrijk be
zwaar was ook de plaatsruimte die een
stoommachine met toebehoren vergde.
De destijds nog vrij kleine zeilschepen
zouden daardoor immers te veel laad
ruimte gaan verliezen. Zodoende bleven de
zeilen onze binnenwaleren voorlopig nog
overheersen.
De scheepsmotor in opmars.
Op het eind van de vorige eeuw pakten
zich opnieuw donkere wolken boven onze
zeilende vrachtvaarders samen. In de zomer
van het jaar 1892 verscheen in de Rotter
damse haven het eerste scheepje dat werd
voortbewogen door middel van een schroef,
die door een verbrandingsmotor werd aan
gedreven.
Het was weliswaar nog maar een sloep,
nl. de 9 meter lange Vriezenveem, maar
het betekende wel het begin van een ge
heel nieuwe ontwikkeling op het gebied
van de voortstuwing.
Voor de zeilende binnenvaart was het een
duidelijk teken aan de wand, al kon men
toen nog niet voorzien, dat het einde ervan
nog slechts een kwestie van tijd zou zijn.
De Vriezenveem was slechts voorzien van
een 4 pk Rennes petroleummotor, die nog
alle kwalen en kuren vertoonde die aan
ieder beginprodukt verbonden zijn. Toch
zou het toen nog zo bescheiden begin
tenslotte leiden tot het algeheel verdwijnen
van de zeilen als voortstuwingsmiddel voor
de binnenscheepvaart.
De heer Van Rennes stond omstreeks 1890
in Utrecht te boek als fabrikant en verkoper
van naaimachines en vervaardiger van werk
tuigkundige voorwerpen. Hij is de eerste
geweest, die in ons land een verbrandings
motor bouwde, die in de sloep Vriezenveem
blijkbaar zijn eerste praktische toepassing
vond als voortstuwingsmechanisme.
Omtreeks 1900 was de ontwikkeling van
zijn motor al zover gevorderd, dat een
nieuw ijzeren beurtscheepje kon worden
voorzien van een 24 pk Rennes motor, die
geleverd werd door de fabriek Drakenburch
te Utrecht. Dat de naam Rennes toch weer
vrij spoedig in het vergeetboek geraakte,
moet worden toegeschreven aan de om
standigheid, dat de betreffende fabrikant
en uitvinder reeds in 1912 overleed.
Dat vormde echter geen beletsel voor de
verdere ontwikkeling van de scheepsmotor,
want in 1905 was Jan Goedkoop uit Am
sterdam er eveneens in geslaagd een bruik
bare door petroleum aangedreven scheeps
motor te ontwikkelen.
Anders dan bij de overigens zeer
degelijke Rennes motoren het geval was,
kreeg de motor van Goedkoop blijvende
bekendheid als een produkt van de Krom
hout motcrenfabriek. Later verschenen er
nog weer andere scheepsmotoren op de
markt, zoals de Nederlandse merken Indu
strie, Brons en Bolnes en de buitenlandse
merken Deutz-Brons, Bentz, MAN, Bolin-
der, enz.
Aanvankelijk zag de zeilschipper die ont
wikkeling nog wat argwanend op zich af
komen. Vooral de oudere en meer konser-
vatieve schippers meenden zich de inves
tering die aan de aanschaf van een motor
was verbonden, niet te kunnen veroorloven,
nog afgezien van het lawaai en de stank,
die vooral de eerste typen scheepsmotor
produceerden. Hun zonen benaderden die
ontwikkeling natuurlijk veel positiever. Ze
kregen echter voorlopig geen kans, want
vader was de baas. Toch zou hij eens het
hoofd moeten buigen. Diep in zijn hart
wist hij dat trouwens zelf ook wel.
Omstreeks 1905 beleefden de binnenvaart
schippers moeilijke tijden. Toen heerste on
der hen veel werkloosheid, doordat grotere
scheepseenheden in gebruik kwamen, nl.
de door stoomsleepboten getrokken sleep-
schepen, die een vervoerskapaciteit hadden
van 15 tot 20 tjalken. Daardoor kregen
de schippers van de kleinere schepen niet
alleen minder kansen om aan vracht te
komen, maar daalden tevens de vrachtprij
zen in niet geringe mate. Heel langzaam
begon toen in de zeilvaart de motorisering
toch op gang te komen.
Aanvankelijk gebeurde dat nog schuchter
met de aanschaf van een opduwertje of van
een zijschroef. Daardoor werden de schip
pers al wat minder afhankelijk van wind
en getij. De zeilen als zodanig ondergingen
nog geen veranderingen, maar voor dc
schecpsjagerij betekende die ontwikkeling
wel het einde.
Een opduwer was een klein ijzeren bootje
of een sloep, waarin een motor was ge
plaatst. Stijf tegen het achterschip vastge
maakt, duwde het motorbootje het moeder
schip vooruit. Een zijschroef zag men hoofd
zakelijk bij klipperschepen. Een op de voor
plecht geplaatste kleine motor bracht een
IfLflARDlNvjtNj BUlTtNflftUeM
Vrachtscheepje met stoomvermogen uit de beginjaren van deze eeuw. Een stuurhut ontbrak
zelfs nog.
9