Beschermd door dijk en duin een gegeven moment „vast komt te zitten", dat lood en/of haken achter een obstakel vast zitten. Hierover verwondert de sport visser zich niet meer, daar dit vrij regel matig het geval is. Door naar links en naar rechts te trekken of kleine rukjes te geven, probeert men weer vrij te komen. Wanneer men op kabeljauw vist, wil het vastzitten niet altijd zeggen, dat men achter stenen of wrakhout zit. Uit eigen ervaring weet schrijver dezes dat het namelijk heel goed mogelijk is, dat een grote kabeljauw langzaam over de bodem is komen aan zwemmen, of dat de stroom het aas naar een op de bodem liggende kabeljauw heeft toegedreven, die aas en haak heeft inge slikt, zonder dat dit aan de top van de hengel op een bijzondere manier te zien is geweest. Onder kabeljauwen schijnt het, evenals bij de snoek, voor te komen dat men zogenaamde „liggers" heeft. Dat zijn dan wel hele knapen, meestal van ver boven de twintig pond Wanneer men nu geen aanbeet gesignaleerd heeft en men na ver loop van tijd het snoer indraait om de haken van nieuw aas te voorzien, kan het gebeuren dal men denkt vast te zitten. Natuurlijk kan dit zeer wel mogelijk zijn, maar het kan ook best zijn, dat men een zogenaamde „ligger" gehaakt heeft, die doodgewoon op zijn plaats is blijven liggen en zich niets van de haak in zijn bek aantrekt. Wanneer men de werpkunst goed verstaat en de bodemgesteldheid ter plaatse goed kent. doordat men er al vaker aan het vissen is geweest zonder vast komen te zitten, dan moet men in zulk geval een poosje de tijd nemen en met tussenpozen een aantal korte en felle rukken geven. Zit men inderdaad vast, dan zal na verloop van een minuut of vijf de toestand onge wijzigd zijn. Heeft men inderdaad een „ligger" gehaakt, dan zal men na diezelfde tijd toch wel iets gaan bespeuren, zeker wanneer men, vóór het topoog. het snoer in de hand neemt en dan enige rukken geeft. Het kan soms wel tot een kwartier duren voordat het beest zich langzaam in beweging zet om ongehaast de aftocht te blazen. Wanneer snoer en slip dan niet goed op elkaar zijn afgestemd, kan men nog dag met het handje zeggen, want zuik een knaap gaat gewoon dóór. Wij wilden niet nalaten de kabeljauw- sportvissers op deze meermalen onder vonden mogelijkheid te attenderen. Door onwetendheid of onbekendheid met derge lijke verschijnselen zou men de vangst van de dag of misschien wel van het leven kunnen verspelen. Enig geduld om dit bovenstaande uit te proberen moet toch door elke sportvisser op te brengen zijn. Jokko de Zeeuw. Gerekend van vóór de veertiende eeuw tot aan het begin van de Deltawerken zijn er in Zeeland ruim 1700 vierkante kilometers land ingepolderd, in feite nog veel meer want er zijn sindsdien 250 vier kante kilometer terrein voorgoed verloren gegaan: stormvloeden, oever- en dijkvallen waren de oorzaken, het verlies van ontel bare mensen- en dierenlevens de gevolgen. En dan waren er tot in 1944 toe strategische onderwaterzettingen en dijk- bombardementen die enorme schade aan richtten en een eiland als Walcheren van aanzien deden veranderen. Overstromings perioden afgewisseld door rustige tijdvakken en zeespiegeldalingen maakten het land eeuwenlang onbewoonbaar tot de mensen weer terugkwamen, altijd weer nieuwe woonhoogten, vluchtheuvels en dijkjes aan legden met primitieve middelen. Bij al die stormvloeden, alleen al tien in de veertiende eeuw, werd toch altijd weer opnieuw bedijkt. Wat cijfers en feiten, willekeurig gegrepen uit een bijzonder interessant boekje dat de onze lezers welbekende auteur J. P. van den Broecke schreef onder de titel: „Be schermd door dijk en duin", ondertitel: „bladzijden uit de geschiedenis van de Zeeuwse strijd tegen het water", uitgave ELMAR B.V. te Delft. Na een inleiding over die eeuwige strijd vertelt de auteur op boeiende wijze o.a. over Westkapelle door de eeuwen heen, van de Romeinse potscherven tot het op 3 oct. 1944 met 200 doden de prijs voor de vrijheid betalen moest. Over Tholen: hoe het uit restanten van schorren en slikken op het water veroverd werd en na zevenhonderd jaar landwinning in het Deltaplan zijn huidige vorm kreeg. Over het land dat de zee weer terugnam: het Zuidland (de Zuidkust van Schouwen), de Oostwatering van Zuid-Beveland (o.m. de stad Reimerswaal), de Heerlijkheid Saaf- tinge, nu een brakwaterschorren/natuur- gebied. Dan snijdt hij weer andere thema's aan: de Zeeuwse haringvisserij in vroeger tijden, en de oester- en mosselkulturen; de biogra fieën van twee bekende Zeeuwse water bouwkundigen: Andries Schraver en Abra ham Caland. Een met vele foto's, etsen en kaarten verlucht boekje, dat heel wat studie heeft gevraagd (literatuurlijsten zijn erin opge nomen), en dat ons iets meer doet kennen van een provincie, ontstaan uit onbedijkte eilanden die in zee lagen, de „zeelanden". Elke kaart van Nederland toont het, en Van den Broecke kan er op pakkende wijze over schrijven. S. Z. Foto: Johan Berrevoets, Zierikzee. 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1976 | | pagina 29