op, dan opnieuw te monsteren voor een
volgende reis.
Niet alle reizen verliepen echter even
voorspoedig. In de loop der jaren zijn er
vele oostvaarders gebleven. Ze sloegen te
pletter op klippen en riffen langs onher
bergzame kusten of verdwenen door onbe
kende oorzaak zonder dat het geheim van
hun verdwijnen ooit kon worden opgelost.
Hun wrakken lagen verspreid langs de ge
hele route, maar in het bijzonder was de
zuidpunt van Madagascar berucht als het
Hollands kerkhof.
In de 18e eeuw begonnen de inkomsten
van de V.O.C. tenslotte terug te lopen. Te
sterk gestegen lasten, corruptie en onmacht
deden hun invloed zo sterk gelden, dat op
het eind van de 18e eeuw de onderneming
vrijwel bankroet was. In de hoofden van
heel wat mensen is de V.O.C. niettemin
blijven voortleven. Tot vandaag de dag is
men op de schatten blijven jagen die van
verongelukte schepen op de zeebodems ach
terbleven.
Van de opgedoken kostbaarheden, waar
ook ter wereld, ontvangt Vadertje Staat
wegens geclaimde eigendomsrechten nog
regelmatig inkomsten. De jaarverslagen van
de dienst der domeinen maken er regel
matig melding van. Ook Robert Stenuit,
waarvan in de aanhef van dit artikel sprake
was, houdt zich al een aantal jaren bezig
met het zoeken naar kostbaarheden uit oude
scheepswrakken, en als zodanig moet ook
hij belangstelling hebben gekregen voor dc
lading van de Oost-Indiëvaarder Slot ter
Hooge, die ruim twee en een halve eeuw
geleden verging.
Een reis met een tragisch einde.
In 1724 werd op de werf van de Verenigde
Oost-Indische Compagnie een schip voltooid,
dat de naam Slot ter Hooge kreeg. Die
naam houdt nauw verband met het geslacht
Van Dishouck en in het bijzonder met
Ewoud van Dishouck, die leefde van 1678
tot 1744. Hij was van huis uit een schatrijk
koopman, was directeur in Bengalen, bui
tengewoon raad van Oost Indië, schepen
en raad van de stad Middelburg en bewind
hebber van de V.O.C. In 1720 kocht hij
het middeleeuwse kasteel Ter Hooge, ge
legen tussen Middelburg en Koudekerke,
met de bijbehorende ambachten.
In 1732 werd hij ambachtsheer van Dom
burg. Het middeleeuwse kasteel Ter Hooge
werd in 1751 afgebroken en vervangen door
het gebouw dat we thans nog kennen als
het slot Ter Hooge. Door deze uitleg zal
de naam van het compagnieschip van weleer
wel geen nadere toelichting meer behoeven.
In de late herfst van 1724 verliet het
gloednieuwe schip zijn thuishaven met be
stemming Batavia. De vele familieleden en
kennissen van bemanning en passagiers die
de trotse vrachtvaarder uitwuifden, konden
niet vermoeden dat het schip zijn bestem
ming nimmer zou bereiken. Ter hoogte van
de Portugeese kust kwam het schip in zware
stormen terecht, waarin zon noch sterren
zichtbaar waren. Totaal ontredderd en uit
zijn koers, verdaagde het schip tenslotte
op de kust van het eiland Porto Santo,
waar het op de klippen te pletter sloeg.
Teneinde wat meer gegevens over het
ongelukkige schip aan de weet te komen,
zocht Robert Stenuit in het algemeen Rijks
Het middeleeuwse slot Ter Hooge.
archief te Den Haag naar gegevens in de
daar aanwezige archieven van de V.O.C.
Het resultaat van het ingestelde onderzoek
was aanvankelijk onbevredigend. Wel bleek
dat de Engelsman John Lethbridge in de
18e eeuw ook reeds bergingspogingen had
ondernomen.
Een totaal onverwachte ontdekking bij
Engelse vrienden van een dokument dat
gegevens bevatte over de plaats waar het
schip was gestrand, opende weer nieuwe
mogelijkheden. Met de daartoe bevoegde
autoriteiten in Den Haag kwam Stenuit
tot overeenstemming inzake de berging van
eventueel op de zeebodem nog aanwezige
voorwerpen van het verloren gegane schip.
Een hernieuwd ingesteld onderzoek op het
Centraal Rijksarchief bracht tenslotte de
nog ontbrekende gegevens aan het licht.
Het bleek dat er 3000 kg aan zilveren
staven en vier kisten vol munten aan boord
waren toen het schip uit Middelburg ver
trok. Aan bemanning en passagiers waren
er 284 mensen aan boord, waarvan slechts
33 de ramp overleefden.
Ook het juiste resultaat van de bergings
pogingen van de Engelsman John Leth
bridge, die daartoe van de V.O.C. opdracht
had gekregen, bleek bekend te zijn. Zo
doende was het voor Stenuit niet moeilijk
om na te gaan wat er van de lading nog
op de zeebodem was achtergebleven. Het
bleek in ieder geval voldoende te zijn om
een poging tot berging van de achterge
bleven schatten te wagen. Het sukses dat
zijn enige tijd geleden ondernomen pogingen
opleverde, beschreef hij in de National Geo
graphic en de Paris Match.
Naast gebruiksvoorwerpen van weleer
vond men een aantal staven zilver en mun
ten. De grootste vondst was een kist met
staven zilver die tegen een onderzeese
rotswand als het ware op zijn bergers lag
te wachten.
Al met al betekent die vondst evenwel
slechts een fraktie van alle schatten uit
de Gouden eeuw die nimmer werden terug
gevonden en die nog tot de dag van van
daag verspreid liggen over de bodems der
zeven zeeën.
J. P. van den Broecke.
Geraadpleegde bronnen.
J. C. Mollema. De vlag in sjouw.
J. C. Mollema. Op gegist bestek.
Prof. P. Geijl. Geschiedenis van de Neder
landse stam.
Dr. J. G. van Dillen. Van Rijkdom en
Regenten.
F. Nagtglas. Levensberichten van Zeeuwen.
M. Gargon. Walchersche Arcadia.
Dr. W. S. Unger. Middelburg in omtrek.
Prof. J. Presser. De tachtigjarige oorlog.
Dr. H. Klompmaker. Handel in de gouden
eeuw.
F. Nagtglas. Zelandia Illustrata.
Tegenwoordige Staat van Zeeland.
17