Zoute of zoete Oosterschelde? STUDIE OVER VERHOGING OOSTERSCHELDE-DIJKEN De vele honderdduizenden zeevissers, die voor een open Oosterschelde pleiten, moeten niet wanhopen. Er lopen twee studies over de mogelijkheden van ver hoging van de dijken. Er is een studie van de Provinciale Waterstaat Zeeland en een studie van diverse milieugroepen, die aan een Ingenieursbureau in Amers foort een opdracht hebben gegeven. De enige kans, dat minister Westerterp toch nog voor een dijkverhoging overstag gaat, is een gunstige uitslag van deze onderzoeken in tijd en kosten. Dit laatste nieuws heeft de kansen, dat de voorstanders van een open Ooster schelde toch nog hun zin krijgen, weer iets vergroot. In de kamer is destijds beloofd, dat als de stormstuw niet doorging, de Oosterschelde dicht ging. De strijd, vooral van de progressieve partijen, om toch nog een alternatief van dijksverhoging in te bouwen, is dus volop gaande. Overigens mag verwacht worden, dat minister Westerterp niet blind zal varen op de uitslag van de studies van de Zeeuwse Waterstaat en het bureau Dwars, Hedrik en Verhey. Mocht er sneller en goedkoper gewerkt kunnen worden met dijksverhoging, dan za! ook de deltadienst van rijkswaterstaat beslist de uitslag en achtergronden van de beide studies nog eens stevig op de korrel nemen. De Oosterschelde is een nationale zaak. De meerderheid van de kamer wil prioriteit voor de veiligheid. De hamvraag is dus of dijksverhoging die veiligheid binnen de beloofde tijdsmarges kan geven. Eind januari leken de kansen, dat de Oosterschelde met een stormstuwcaissori dam wordt afgesloten, gedaald. Niet alleen de techniek is bijzonder ingewikkeld, ook de kosten zijn schrikbarend hoog. En daar mee gaan enkele ontbindende voorwaarden in vervulling, die minister Westerterp bij zijn belofte over de stormstuw-studies heeft gemaakt. Het is duidelijk, dat de zeehengelaars gebaat zijn met een open of half open Oosterschelde. Zelfs bij een gedempt getij van 2.30 m bij Yerseke is een groot aantal zeevissoorten op de door een stormstuw beveiligde Oosterschelde te verwachten. De georganiseerde sportvisserij wil dus elke kans aangrijpen om een redelijk compromis tussen behoud milieu en veiligheid voor de bevolking te bepleiten. Er zijn toch wel vraagtekens. Het Veerse Meer en de Grevelingen heb ben bewezen, dat een kunstmatig zout milieu weinig perspectief biedt. Ongetwijfeld is de aalvangst redelijk, deed de forel het soms goed en wordt er op de Grevelingen nog steeds platvis gevangen. Het zoutge halte is van doorslaggevende betekenis voor het aquatische milieu. Grevelingen en Veerse Meer zijn in feite vlees noch vis. De sportvissers hebben dus belang bij een voldoende zout milieu met de nodige stroomsnelheid. Zelfs in het geval de oester- en mosselteelt geen ideaal milieu bij een getijbeweging van 2.30 meter zou hebben (commissie Klaassesz), dan nog kan het gedempt getij van de Oosterschelde een flink aantal zeevissoorten goede levenskan sen bieden. Ook dr. Boddeke van het RIVO heeft dat bevestigd. De vraag is natuurlijk of er een storm stuw komt met wat meer getij, die ook de oesterteelt ideale overlevingskansen biedt. Zoet? De kans, dat de Oosterschelde volgens het oude Deltaplan wordt afgesloten, zit er nog dik in. Dat betekent waarschijnlijk, dat Oosterschelde en aangrenzende wateren zoet worden. Is het geen zaak, dat ook de Directie Visserijen en de O.V.B. zich onder hand gaan bezig houden met de vraag met welke vissoorten de delta bevolkt moet worden, als de stormstuwcaissondam on verhoopt niet door zou gaan? Moeten er nu in vele wateren al geen reserves worden gekweekt van pootvis, die dan zo snel mogelijk hun opmars kunnen beginnen? Moet er een nieuw pootvisplan van de O.V.B. komen? Is het niet verstandig de vis, die nu in overbevolkte wateren wordt weggevangen en vaak naar de handel gaat, te reserveren? Het wordt zeker tijd zuinig op de snoek baars te worden in het Gooi- en Eemmeer en vele andere wateren en randmeren, waar veel gestroopt wordt. Moet er nog baars en snoekbaars worden geëxporteerd, als er over een aantal jaren grote hoeveelheden van deze vis nodig zijn om een nieuwe visstand in de delta op te bouwen? Is het geen hoog tijd, dat de inrichting van een Grevelingenbekken ook uit een oogpunt van de sportvisserij bekeken wordt, als dat water zoet zou worden? Vis zwemt in lagen. Moeten er geen sportvishavens komen op de ondiepe kust gebieden langs de Grevelingen, waar nu vooral aan jachthavens wordt gedacht en de natuurbeschermers hun troeven al op tafel hebben liggen? Ir. P. van der Burgh, een deskundige bij uitstek, heeft als technisch directeur van het Waterschap West-Brabant een aantal belangrijke zaken op een rijtje gezet. Hij zegt, dat er geen goed begrip is over de samenhang van het Oosterscheldegebied en' het kustgebied. Het overgangsgebied van Oosterschelde naar Noordzee is een ondiep gebied van 35.000 ha, dat net zo groot is als de hele Oosterschelde. Dit kustgebied staat onder invloed van Seine, Rijn en Westerschelde. Ir. Van der Burgh stelt, dat de vuile afvalstoffen van deze rivieren ook een be dreiging vormen voor een half open getijde bekken. T.N.O.-metingen hebben aangetoond, dat in 1974 en 1975 bij hoge rivierafvoeren vanuit zee, hoge gehalten aan verontrei nigende stoffen zoals kwik in de mond en het bekken van de Oosterschelde werden gemeten. Deze vuile stoffen kwamen uit zee, waar een vuile stroom rivierwater langs de kust loopt. Ir. Van der Burgh zegt, dat een afge sloten Oosterschelde op dit punt een voor deel heeft boven een half open getij-bekken, waar met sedimentatie moet worden gere kend. Los van deze opmerkingen is dit natuurlijk ook een vurig pleidooi de lozing van afvalstoffen in de oppervlaktewateren van het continent tot het uiterste te be perken. Vooral de Rijn is een grote vervuiler. De delta-commissie heeft destijds na de keuze tussen dijkverhoging en afsluiting van de Oosterschelde, de afsluitdammen zodanig geprojekteerd, dat geen schutslui zen in de dammen nodig waren. Met uit sluiting van de schutsluis in de Haring- vlietdam. Ir. Van der Burgh noemt dat veiligheidszorg en milieuzorg in optima forma. Vele sportvissers vragen zich nu af, wat het belang kan zijn van de schutsluis, die achteraf toch in de Grevelingendam ge bouwd wordt. Is die sluis nodig om alle zout water en zoute kwel weg te spuiten, als de delta wordt afgesloten en zoet moet worden tot in de diepe geulen? Of kan hiermee een kunstmatig zout milieu zelfs achter gesloten dammen in stand worden gehouden? Het blijkt uit onderzoek, dat de kansen voor een visstand in een zoet stagnant bekken veel groter zijn, dan in een zout stagnant bekken. De visserijkundige belan gen lopen dus parallel met de waterhuis- houdkundige belangen. Er komt 50 kubieke meter zoet water van de hogere gronden en polders in de aangrenzende gebieden van Brabant en Zeeland. Het lijkt dus een gevecht tegen windmolens, als men in een gebied met een overmaat aan zoet water, een bekken zout wil houden. De sportvisorganisaties doen er goed aan het geweer aan de voet te zetten. Nie mand twijfelt aan het belang van een zoute open Oosterschelde. Maar als het oude deltaplan wordt uitgevoerd, zullen de sport vissers toch het beste willen maken van het zoete bekken, dat ontstaat. Als de Oosterschelde onverhoopt toch dicht gaat, spelen er nog vele waterhuis- houdkundige problemen en visserij proble men. Bij de inrichting van een eventueel zoet Zeeuws Meer zullen de sportvisorgani saties opnieuw op de barricaden moeten. Er komen dan nieuwe sluizen in de kanalen door Zuid-Beveland en Walcheren. Komt er dan ook een kanalisatie van de Gelderse IJssel, een afsluiting van het Spui en de aanleg van aanvoerkanalen in westelijk Ne derland? Komen er werken voor transport van IJsselmeerwater naar het rivierenge bied? Er zal bij uitvoering van het deltaplan een overgangssituatie ontstaan van zout naar zoet, die voor de sportvissers zo kort mogelijk zou moeten duren. De vraag, wat er met de Oosterschelde gaat gebeuren, wordt binnen enkele maan den beantwoord. Als het oude deltaplan wordt uitgevoerd, zullen de sportvissers onmiddellijk inspraak moeten vragen, omdat de hele inrichting van de Zeeuwse, Zuid- Hollandse en west-Brabantse delta dan nieuwe eisen stelt voor deze grootste vorm van openlucht-recreatie. Een studiegroep van hydrologen en bio logen zou onze Nederlandse Vereniging van Sportvissersfederaties kunnen helpen deze grote problemen op te lossen. De tijd tot 1980 duurt echt niet lang. Laten we niet alle belangen op één kaart, de open Oosterschelde, zetten. Als de Oos terschelde toch zoet wordt, is er veel werk aan de winkel. Cor van Heugten. 2>

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1976 | | pagina 25