t t 1 1/ Bedijkingswerk in Zeeland tussen de jaren 1912 en 1949 DOOR -Cotim/E YDOMESmV: Mn tto'mxml EhERÓY lUniTi enerqie-omzett. industrie m J energie eer be industrie transport huisioudrhft en tertiair ihn tot f?n j <00 sa 40 ?o tof m fits fijd waar het energieverbruik haast asympto- tisch toeneemt. Wees energiebewust heus, het is een noodzaak! Vermijd verspilling, streef naar een hoger rendement, motiveer de energie die u gebruikt, regel het verbruik naar de behoeften van uw gezin. Pak de fiets om een brief naar de post te brengen; ga zeilen, roeien en kanovaren. Bespaar op paarde- Dijkaanleg en landaanwinning in de loop der eeuwen. In Zeeland schijnt men met de aanleg van de eerste waterkerende dijken te zijn begonnen omstreeks het midden van de twaalfde eeuw. Van die eerste waterkeringen moet men zich natuurlijk nog geen grote voorstelling maken; ze waren nauwelijks één tot anderhalve meter hoog en hun profiel was zeker niet wetenschappelijk be- Voorgestelde besparingen aan energie in de EEG in de komende jaren: de besparingen op huishoudelijk gebied staan onderaan, daarboven het trans port, daarop de industrie. Uit: Eurotest Technical Bulletin, no. 24. krachten, kilowatts, liters brandstof, op calorieën en spaar geld! Boeiend thema voor ieder die een greintje of meer technisch gevoel bezit. En wie heeft dit niet, in deze eeuw? Die toch tot een goed eind moet komen, nietwaar? S. Z. paald. Daarvoor miste men toen nog het inzicht en de kennis in de gedragingen van het buitenwater. Ook de voor dijk- aanleg noodzakelijke hulpmiddelen waren nog uiterst primitief. Maar het begin was er, dat wel! Na de stormvloed van 1134 wilden onze voorouders niet meer werkloos blijven toezien dat een volgende stormvloed op nieuw dood en vernieling zou brengen in hun nederzettingen. Men was wel zo ver standig geweest om woonplaatsen uit te kiezen die van nature al hoger lagen dan het omringende land, maar beveiligd tegen stormvloeden waren die woonplaatsen zeker niet. Daarom was de eerste zorg van die voorouders de verdediging van hun, woon plaatsen tegen het buitenwater door de aanleg van dijkjes. Hoe belangrijk men die eerste dijkjes vond, blijkt al uit het feit, dat men bepaalde woonplaatsen naar die dijkjes noemde. Namen als Kattendijke, Wolfaartsdijk, Zanddijk, Duivendijke, enz., stammen uit die tijd. De eerste dijkaanleg was dus zuiver defensief gericht. Nadien is men zich door offensieve dijkaanleg bewust op de land aanwinning gaan richten en daarmee zijn we doorgegaan tot in de vijftiger jaren van deze eeuw. Na de stormramp van 1953 zijn we feitelijk naar het uitgangspunt van weleer teruggekeerd en trachten we ons primair weer tegen de dreiging van het buitenwater te verdedigen door de aanleg van afsluitdammen en deltadijken. De vele bedijkingen, die tenslotte de hoofdvormen van deze provincie hebben bepaald, zijn tot in de zestiende eeuw voornamelijk het werk geweest van bepaalde abdijen. Vooral de monniken van Ten Duinen en Ter Doest hebben daarbij een grote rol gespeeld, alhoewel ook veel ambachtsheren aktief aan het bedijkingswerk hebben deel genomen. Na de zestiende eeuw zijn het vooral rijk geworden kooplieden geweest, die hun kapitalen hebben belegd in bedij- kings- en ontginningswerken. Het heeft lang geduurd eer de overheid zich met bedijking en ontginning is gaan bezig houden. Tot diep in de negentiende eeuw beschouwde men dat soort werken als zuiver commerciële ondernemingen, waar de overheid zich buiten diende te houden. Volgens die gedragsregels beperkte de Staat zich gedurende de eerste helft van de vorige eeuw dan ook uitsluitend tot verpachting van de begroeide buitengron den, voor zover die uiteraard staatseigendom waren. Zodra de schorren van voldoende omvang en rijp voor bedijking waren, wer den ze aan toekomstige bedijkers verkocht. Als objekten voor schapenbeweiding zijn begroeide buitendijkse gronden altijd zeer gewild geweest. Nog tot in de dertiger jaren van deze eeuw bevolkten grote kudden schapen de schorgebieden langs de Zeeuwse stromen, onder toezicht van herders. Ik heb er nog gekend, die in het veld kousen breiden of met de handklos wol sponnen. De Staat verpachtte de schorren destijds veelal voor zeven jaren. Die verpachtingen werden in het openbaar gehouden, meestal in een bepaald café of logement, zoals bijgaande aankondiging uit het jaar 1878 laat zien. Lagen de prijzen van vlees en wol gunstig, dan werden vaak hoge pacht prijzen geboden. De vleesprijs was sterk afhankelijk van de buitenlandse (Franse) vraag naar schapenvlees. De aanleg van grote publieke werken in de loop van de vorige eeuw is tenslotte ook voor de Staat aanleiding geweest het bedijkingswerk zelf te gaan uitvoeren. De publieke werken waarvan hier sprake is, waren de aanleg van het kanaal van Ter- neuzen naar Sas van Gent in 1827, de aan leg van de Kreekrakdam in 1867, de aanleg van de Sloedam in 1871 en de aanleg van de Slaakdam in 1884. Door de aanleg van deze werken werd de aanwas en de opslibbing in sterke mate bevorderd. Zo had de aanleg van het kanaal van Terneuzen naar Sas van Gent tot gevolg, dat een snelle verlanding ontstond van de toen nog diep in het land door dringende Braakmanarm. Daar is de Staat 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1976 | | pagina 6