De Oosterschelde straks „veilig en open" In Zeeland kan 't rustig blijven, maar Een blad als het onze, dat verschijnt voor hen, „die van Zeeland houden", kan zich er moeilijk aan onttrekken van tijd tot tijd stil te staan bij enkele zaken, die voor deze provincie van het grootste belang zijn. En van zeer groot belang is het feit, dat minister Westerterp van Verkeer en Waterstaat hoogstpersoonlijk naar Zeeland is gekomen om daar in de Pro vinciale Staten de brief te overhandigen, waarin de regeringsbeslissing over de Oosterschelde werd meegedeeld. Een Oosterschelde, die „dicht" gaat, maar met een waterdoorlatende pijlerdam, zodat veiligheid en milieu beiden worden gediend en de typisch Zeeuwse schelndierencultuur behouden kan blijven. Een verheugend feit. Verheugend zijn ook de reacties in Zee land op de zogenaamde Verstedelijkingsnota van de regering: vrijwel overal wordt de opvatting dat Zeeland een „rustige groei" tegemoet moet gaan en „geen overloopge- bied van de Randstad" moet worden, onder schreven. Vrijwel Het Italiaanse chemische concern Monte dison ziet er maar vanaf naar het Zeeuwse Sloegebied te komen. Voor velen, die in de komst geloofden is dat een teleurstelling, voor even zovelen een grote opluchting. Om maar bij dit laatste feit te beginnen. De chemische industriegigant Montedison ziet toch meer heil in een vestiging in het Belgische Feluy, dan in het Zeeuwse Vlis- singen, „omdat het investeringsprogramma is gewijzigd". Onder erkenning van het feit dat hiermee een kans op wat meer werkgelegenheid even verkeken is, hoeven we er niet rouwig om te zijn dat deze „gigant" niet naar Zeeland komt. We herhalen maar weer eens dat in deze tijd ook onze geliefde provincie niet denkbaar is zonder enige industrie. We er kennen daarbij graag dat de chemische in dustrie, die zich in de loop van de laatste tien jaar aan het Sloe heeft gevestigd Hoechst, Pechiney, 1MT International en Total zich over het algemeen zeer redelijk gedraagt en naar we de indruk hebben, werkelijk serieus haar best doet water- en luchtvervuiling tot een aanvaardbaar mini mum te beperken. Maar met alle waardering voor die deels goed geslaagde pogingen: Op nog meer chemische industrie in Zeeland zitten we waarlijk niet te springen, zeker niet als er voornamelijk alleen maar werkgelegen heid ontstaat voor mensen „zo van achter de ploeg", zoals van Montedison werd mee gedeeld. Al eerder schreven we dat het Sloegebied landschappelijk naar de knoppen is. (Het woord „groengordel" wekt alleen nog maar wat ironische vrolijkheid op). Montedison zou „Sloe I" zo goed als vol maken. Laten we hopen dat die ruimte nu wordt opgevuld door een bedrijf, dat in meer dan één opzicht „rein" is, en werk gelegenheid kan bieden aan Zeeuwen van verschillende beroepsaard. Aan het verpeste landschap zijn we inmiddels al wel gewend, voor zover een rechtgeaard Zeeuw daar dan aan kan wennen De Zeeuwse ruimte en haar toekomst. De verstedelijkingsnota spreekt ervan: „Geen grootscheepse ontwikkelingen in een klein schalig gebied als Zeeland. Alleen enige groei in en bij de Zeeuwse steden om het Zeeuws landschap zoveel mogelijk te sparen" Goede gedachten, die ook veel weerklank vonden in de gespreksgroepen, ingesteld door het provinciaal opbouworgaan Stichting Zeeland. Mensen uit alle lagen van de Zeeuwse samenleving konden daar hun zegje zeggen over die Verstedelijkingsnota van de rege ring. Hun „zegje" wordt ook ter kennis gebracht van die regering. Zoals gezegd: over het algemeen is men blij met handhaving van de rustige „klein schaligheid", de „kalme groei", die in de nota wordt voorzien. Maar er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen op de regel. Eén ervan is de gemeente GoesU weet wel, die gemeente waar hoge bomen veel geld vangen, waar het botertje tot de boom is Het college van b. en w. van Goes heeft laten weten vóór „een groeistad in Midden- Zeeland" te zijnEn dan bedoelen ze waarschijnlijk niet Kapelle of Middelburg, maar denkt men aan eigen hemd, dat nader is dan buurman's rok De bevolking is blij met een kleinschalige, rustige ontwikkeling, maar Goes dat daarbij met lede ogen naar West-Brabant kijkt, naar Bergen op Zoom en Roosen daal moet zo nodig „groeistad" worden. Bergen op Zoom solliciteert naar 10.000 (ja, tienduizend) woningen erbij, om de overloop uit de Randstad op te vangen; een functie, die Zeeland gelukkig niet is toebedacht. Maar in Goes wil men kennelijk anders. Ook extra 10.000 wonin gen? Met als gevolg een met steen dicht slibben van het mooie landelijke Zuid-Beve land tussen Kapelle, Kattendijke, Wilhelmi- nadorp, Wolphaartsdijk, 's Heer Arendsker- ke? Welk een schone, grootsteedse toekomst wacht dan de Zeeuwen daar! Met „meer voorzieningen", (jawel, dat verhaal kennen we al). Maar ook met alle nadelen van grotere en grote steden: vervreemding van de mensen onderling, nog grotere afstand tussen bestuur en burger (wijkraden, e.d. ten spijt), toeneming van de criminaliteit, landschaps- en sfeerbederf, verkeersproble men, hoogbouw We kunnen alleen maar hopen dat „de heren van „Ter Goes" zich vergist hebben, zich nog zullen bedenken en met de meeste Zeeuwen kiezen voor een eigen, Zeeuwse, kleinschalige ontwikkeling. Of zijn het misschien on-Zeeuwse „boze geesten" die proberen hen van die „Rotter damse" of „New Yorkse" ideeën in te bla zen? In landbouwkringen wordt hoe langer hoe meer en hoe langer hoe dringender gepleit voor een zuinig zijn op de landbouwgrond. Landbouw- en landschapsbescherming we ten elkaar de laatste tijd gelukkig daarbij nog al eens te vinden. Hopelijk weet men ook gezamenlijk verzet aan te tekenen als bepaalde gemeenten om wille van pres- tigebouw landbouwgrond en landschap te veel willen gaan aantasten. Bij de landbouw is men overigens maar matig blij met de oplossing die voor de Oosterschelde is gevonden. De open pijler- dam, waarvoor nu is gekozen, laat ook straks nog zout zeewater binnen. En daar zitten de landbouwers niet direct op te wachten. Zij hadden liever een oplossing gezien, waarbij dat zoute water een halt was toe geroepen, en de bodem- en boezemwateren een kans kregen meer zoet water op te nemen. De droogte van de laatste weken maakt hun behoefte aan zoet bodem- en oppervlaktewater wel begrijpelijk. Dit probleem even daargelaten, is verder door de oplossing van de pijlerdam, waar voor regering en kamer kozen, wel voor een groot deel tegemoet gekomen aan de wensen van milieubeschermers, zowel als aan die van hen die voornamelijk alleen van de veiligheidsgedachte uitgingen. Met een doorstroomopening van bijna 12.000 vierkante meter in die dam zal er straks bij het schelpdierencentrum Yerseke nog een getijverschil van 2 meter 30 kunnen blijven bestaan. De kosten van de dam zijn op 2910 miljoen gulden geraamd. In 1977 laat de minister aan de hand van verdere studies bekijken of vergroting van de doorstroomopening tot 20.000 m2 wen selijk is, waardoor een getijverschil van 3 meter 10 (bijna het normale van 3 meter 50) bij Yerseke kan ontstaan. De Kamer vindt echter de kleinere doorstroomopening voorlopig welletjes, gezien de kosten. In ieder geval wordt de Oosterschelde op tijd „veilig" en is er grote kans dat de natuurlijke flora en fauna behouden blijft. Als het mensdom tenminste verstandig han delt en geen andere dingen doet om Moeder Natuur en haar kinderen in deze mooie grote Zeeuwse zee-arm het leven moeilijk te maken. Joris van Hoedekenskerke. 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1976 | | pagina 30