Van reizen en trekken
in vervlogen tijd
Inleiding.
Zo lang de mens op aarde woont, heeft
hij getrokken en gereisd. Voor hem was
dat aanvankelijk bittere noodzaak, immers,
hij leefde toen onder de meest barre en
primitieve omstandigheden die hem dwon
gen wilde hij in leven blijven zelf zijn
voedsel te zoeken en te bemachtigen. Daar
voor moest hij vaak lange tochten onder
nemen, waarbij hij veelal de paden volgde
waarvan ook de wilde dieren gebruik maak
ten. Voorzover die er echter niet waren,
moest hij zijn routes zelf begaanbaar zien
te maken. Op die wijze ontstonden dui
zenden jaren geleden de eerste looppaden
door toendras, woestijnen, oerwouden en
steppen.
In een weer wat later stadium kwamen
de eerste primitieve vervoersmiddelen tot
ontwikkeling. Om daarvan gebruik te kun
nen maken, waren de oorspronkelijke paden
te smal en haast vanzelfsprekend ontston
den daarna de eerste wegen, of wat daar
voor moest doorgaan.
Een overeenkomstige gang van zaken gaf
in feite ook het verkeer te water te zien.
De wieg van de mensheid.
Vanaf zijn ontstaan, zijn paden en wegen
dus de treksporen geweest van de mens
en de moderne wegen van vandaag zijn
dat in feite nog steeds. De geschiedenis
van de weg is dus als het ware de ge
schiedenis van de mens zelf.
Ongeveer anderhalf miljoen jaren gele
den moet die geschiedenis zijn begonnen
in de oerbossen van Java en in de steppen-
gebieden van China, Midden- en Zuid-
Afrika. Bodemvondsten van fossiele been
deren en primitieve werktuigen brachten
uit de duisternis der eeuwen gegevens aan
het licht over de eerste mensachtigen, die
in die delen van de wereld gewoond moeten
hebben.
Na duizenden jaren van worsteling, om
hun aangeboren hogere aanleg verder tot
ontwikkeling te brengen, moeten zij zich
uit het milieu van het dier hebben losge
maakt. Zo luidt althans de wetenschappe
lijke benadering van een ingewikkeld en
uiterst vaag gebeuren, dat zich afspeelde
in een lang vervlogen tijd. Tot die ont
wikkeling behoorde onder meer de overgang
van het lopen op handen en voeten naai
de rechtopgaande gang, dus alleen op de
voeten. Daardoor kon niet alleen een grotere
loopsnelheid worden bereikt, maar kwamen
bovendien de handen vrij voor het maken
van werktuigen en andere nuttige voor
werpen. Ook de spraak heeft zich blijkbaar
daardoor beter kunnen ontwikkelen.
In ons land verschenen de eerste mensen
heel wat later in de tijd. Hun ontwikkeling
tot (primitieve) mens was toen al lang vol
tooid. Ongeveer 10.000 jaren is het geleden
dat ze hier verschenen. Rendierjagers waren
het. Ze woonden destijds gedurende de
zomermaanden op de toendravlakten, die
deel uitmaakten van onze latere provincies
Friesland, Drente en Gelderland.
Reizen en trekken te voet.
Het ligt voor de hand dat de eerste
bewoners van ons land nog geen vaste
woonplaatsen hadden. Zij leefden in de ijs
tijd en gedurende een periode van dui
zenden jaren volgden ze de rendierkudden
op hun trek. Economisch waren ze volledig
van deze dieren afhankelijk. Zij voedden
zich met hun vlees en kleedden zich met
hun huiden. De enige mogelijkheid die ze
hadden om zich te verplaatsen, bestond
uit lopen. Huisdieren zoals het paard, ken
den ze nog niet en evenmin hadden ze enig
ander vervoermiddel tot hun beschikking.
Rond 8000 jaar voor Chr. begon in deze
streken een klimaatsverandering. Het werd
minder koud, waardoor de rendieren ten
slotte genoodzaakt werden zich steeds ver
der noordwaarts te verplaatsen. Vanuit het
zuiden ontwikkelde zich geleidelijk meer
bos en de mensen waren zodoende genood
zaakt zich bij de gewijzigde omstandigheden
aan te passen. De jacht op kleinere dier
soorten begon, terwijl daarnaast ook de
visserij belangrijk werd.
De eerste middelen van vervoer.
De visvangst bracht de primitieve mens
in feite voor het eerst in kontakt met het
water. Het spreekt haast vanzelf dat hij
zich van toen af bezonnen moet hebben
op de mogelijkheid zich via dat water te
verplaatsen.
Aanvankelijk was het slechts een boom
stam of een bundel biezen waarmee hij zich
voor het eerst op het water waagde. Toch
moeten in een zeer vroeg stadium reeds
primitieve boten zijn gebouwd. Het bewijs
daarvoor werd namelijk geleverd door de
vondst nog niet zo lang geleden van
een met vuur uitgeholde boomstam in de
buurt van het Drentse dorpje Pesse. Het
is de oudst bekende boot waarvan de leef
tijd door deskundigen werd geschat op
ongeveer 6500 voor Chr.
Wat later in de tijd, nl. in de periode
gelegen tussen 2450 en 2000 voor Chr.
trokken nomadenvolken uit Zuid-Rusland
onze streken binnen. Zij kenden vermoede
lijk reeds het wiel. Uit hun tijd stammen
nl. de houten schijfwielen die uit de Drentse
venen te voorschijn kwamen. Nog in 1964
vond men bij Klazinaveen een massief
eikenhouten wagenwiel, met een middellijn
van ongeveer 75 cm.
Of deze stammen reeds het paard kenden,
weten we niet. Vermoedelijk werden hun
primitieve wagens getrokken door ossen.
Zagen de eerste wagens er ongeveer zo uit?
Met de komst van de eerste wagens ont
stonden ook in ons land van lieverlee bij
de reeds aanwezige voetsporen, ook de
karresporen.
Tijdens veenontginningen heeft men ge
deelten van houten wegen ontdekt, waar
van de aanleg wordt geschat te hebben
plaatsgevonden omstreeks 2500 jaar vóór
Chr. De konstruktie bestond uit een onder
laag van elzenboomstammen in de lengte
van de wegrichting. met dwars daarover
heen een laag dennenstammen waarvan de
breedte varieerde van 2,70 m tot 3 m.
Tevens zijn in het veen voetpaden ontdekt
die ongeveer 1 m breed waren. In totaal
zijn in Nederland ongeveer twintig houten
veenwegen gevonden, onder meer bij Valthe,
Borculo en Sittard. Voetpaden heeft men
ontdekt bij Emmercompascüum en Vrooms-
hoop.
Toen omstreeks honderd jaar vóór Chr.
de Batavieren in ons land verschenen, maak
ten ze, om zich te kunnen verplaatsen,
reeds gebruik van houtvlotten. Ook bezaten
ze al paarden, die toen echter nog alleen
als rijdier werden gebruikt. Het paard stond
bij de Germanen zelfs in hoog aanzien. Hun
priesters voorspelden iemands toekomst uit
het snuiven en hinniken van diens paard
en uit de wijze waarop dat dier zijn oren
spitste. Vooral witte paarden werden be
schouwd als heilige dieren en ondervonden
een bijzondere behandeling in heilige wou
den. Ook hun god Wodan reed te paard.
De stormen die door de bossen raasden
en bomen ontwortelden, werden in hun
bijgeloof veroorzaakt door Wodan, gezeten
op zijn paard.
Met de komst van de Romeinen ont
stonden, vooral op het gebied van het ver
keer, grote veranderingen. Aan hen danken
we niet alleen de aanleg van de eerste
9