Forel in het Veerse Meer condensor igspomp Schema van een drukwater-reactor (PWR) zoals deze in Borsele gebruikt wordt. lezen is: „De uitdaging van het atoom" door E. H. Bunte; het draagt als onder titel „Voorspoed of vernietiging". Een boek van dezelfde strekking is van Frank Bar- naby: „Man and the Atom; the uses of nuclear energy". Beide boeken geven vele onverwachte en interessante toepassingen, die soms toch een heel ander licht op de zaak werpen, dan de vaak negatieve berich ten, die we horen. Dan willen we nog wijzen op de Thïemig Taschenbücher, die stuk voor stuk onder werpen uit dit vakgebied vrij uitvoerig en informatief behandelen. We noemen hier bijvoorbeeld: „Nuclear engineering for sa tellites and rockets" door H. Löb. Veiligheid. Wat over dit onderwerp geschreven is, zal wellicht meer zijn, dan een mens kan bevatten. Daarom ook hier weer een be scheiden keuze om u een beetje op weg te helpen uw fantasie te laten werken. In 1970 organiseerde de International Atomic Energy Agency een symposium over de „Environmental aspects of nuclear power stations". Nou, dan zitten we er middenin. De verslagen zijn gepubliceerd in 1971 en u kunt ze in boekvorm in de bibliotheek vinden. A. Kuhlman schreef: „Einführung in die Probleme der Kernreaktorsicherheit". In de serie Science Paperbacks verscheen: „An introduction to radiation protection". Sie mens liet door Eugen Sauter het boek „Grundlagen des Strahlenschut7.es" schrijven Onze eigen Raad voor Milieudefensie liet de werkgroep Kernenergie de „Kernenergie nota" samenstellen. Hierin wordt met veel literatuurverwijzingen de zaak nog eens duidelijk op een rij gezet. En als we dan toch in die hoek verzeild geraakt zijn, moeten de voor- en tegen standers maar eens aan het woord komen. Onder redaktie van C. H. Dobson verscheen ook alweer in de Aula-reeks het boekje „Kernenergie; nuttig en gevaarlijk". En wat dacht u van „Moord op termijnen; kern centrales ontmaskerd", door Ralph Graeub. Dat liegt er niet om. Matthijs de Vreede bekijkt de zaak ook kritisch in zijn boekje „De dood in het vat; kernenergie van Nederland" met een in leiding door prof. dr. J. D. Fast en die is beslist geen voorstander van de toepassing van kernenergiecentrales. Gene Bryerton schreef „Nuclear dilemma" dat met mede werking van de Raad voor Milieudefensie vertaald is en bij ons „Kernenergie op de korrel" heet. Een boek vol met emoties en zeer politiek geladen is: „De ultracentrifuge; Hitler's bom voor Strauss?" door Wim klinkenberg. En zo ziet u maar weer, dat de kernenergie vele gezichten heeft. De stroom publicaties houdt niet op. Voor al ook in de tijdschriften staan de nieuwste ontwikkelingen. Tienduizenden artikelen staan samengevat in de internationaal ge- orienteerde INIS Atom Index, uitgegeven door de International Atomic Energy Agency te Wenen, de overkoepelende organisatie van activiteiten op dit gebied met vele deel nemers, zoals Euratom, FAO, World Health Organisation en vele andere grote instel lingen uit de gehele wereld. De Atomindex vindt u ook in Technische Bibliotheek Zeeland. Ing. J. T. H. C. Schepman. Nu langzamerhand de vangst van de pa ling terug gaat lopen, zal de kans op het vangen van forel gaan stijgen naarmate de koudere tijd naderbij komt. Zoals bij vele vissers bekend zal zijn, is er sinds 1968 elk jaar een hoeveelheid forel uitgezet. Men heeft tot aan de dag van vandaag regenboogforel uitgezet met in de jaren 1970 en 1971 tevens een aantal beekforel. De regenboog is meestal goed herkenbaar aan de roodpaarse of roodoranje streep aan de flank. Soms kunnen ze echter ook bijna blank zijn, terwijl de donkere stippen minder duidelijk uitkomen. De staart heeft een ondiepe V-vorm. Het voedsel bestaat veelal uit kleine visjes, slijkzagertjes, kleine kreeftachtigen, garnaaltjes en zeepieren. Van de beekforellen 1970—'71 zijn er in principe nog wel enkele exemplaren over. Dit zijn dan wel knapen van 5 kg of meer. We zullen de kenmerken van deze forel ook even noemen. Indien vorig jaar nl. alles volgens plan verlopen was, zou er nu ook weer beekforel te vangen zijn. Het voedsel van de beek- Beekforel, 67 cm, 3V4 kg. forel komt ongeveer overeen met de regen boogforel. Beekforel moet vaak speciaal gezocht worden omdat deze soort graag alleen is (vooral grote vissen). Als deze vis een plaatsje gevonden heeft, waar genoeg voedsel aanwezig is, dan blijft deze vis daar in de buurt. Beekforel houdt zich graag op in de buurt van obstakels, stenen of nabij de kop van een strekdam. Voor de regenboog geldt ook vaak een voorkeur voor de voet van de stenen, in geultjes of de schuine kanten, die er vaak zijn ter hoogte van de boompjes. De beste vangsttijden voor beide soorten is van ongeveer half september tot maart- april. In de zomermaanden is er soms ook wel wat te vangen, maar dan 's morgens vroeg of 's avonds tegen dat het donker wordt. Voor het vissen vanaf de wal is het gebruik van lieslaarzen of een waadpak aan te raden. Vele goede plaatsen zijn met behulp van dit materiaal goed bereikbaar. Bedenk hierbij wel, dat het water in de winter erg koud kan zijn en het gebruik van een extra broek en sokken kan hier geen kwaad. De gemakkelijkste methode is het vissen met de werphengel, net als het zeevissen of met een schuifdobber. Als aassoorten kunnen gebruikt worden: steurgarnalen, za gers, landwormen of visjes. Deze methode komt volgens mij het minst in aanmerking voor een werkelijk mooie visdag. Vooral als we de forel een eerlijke kans willen geven het avontuur eventueel te overleven, als er meer dan 4 forellen gevangen worden. Een veel spannender ma nier voor het vangen van forel is de spinhengel. Hier kan een waar arsenaal van allerlei soorten kunstaas voor gebruikt worden. Spinners: blank of andere kleuren, afhan kelijk van licht of donker weer, helder of vuil water. De Nr. 0 of Nr. 1 zijn meestal goed in trek. De Mistertwister, vooral de rode, is ook erg goed. Dit is een loodbolletje met een haak voorzien van een stukje geleiplastic. Verder: pluggen, dit zijn na- maakvisjes, die drijvend of zinkend kunnen zijn. De drijvende duiken onder water wanneer men begint binnen te draaien, spe ciaal geschikt voor ondiep water. Alle mogelijke lepels, waarvan b.v. de toby of salar van ABU zeer goed zijn. Verder kan er met een spinhengel ook buitengewoon goed met een kunstvlieg ge vist worden. Vooral de natte vliegen. Deze vliegen stellen geen echte vlieg voor, maar eerder een visje of een ander waterdiertje. Kunstvliegen hebben allemaal namen. Goede vliegen zijn b.v. Coachman, Alexandra, Grey Drake. Professor Bustard, Veeres fancy en Blue Dun. Vele van al de genoemde kunstaassoorten zijn in de hengelsportzaak te Wissenkerke verkrijgbaar. Het gebruik van genoemde vliegen met de spinhengel kan op verschillende manieren. 1. Knoop de vlieg aan het uiteinde van de lijn. Doe vervolgens ongeveer 40 cm boven de vlieg een stukje bladlood of een klein schuifloodje en klaar is Kees. Een warteltje kan er voor zorgen, dat het lood niet verhuist naar de haak. 2. Ook kan gebruik gemaakt worden van de kleine kant-en-klare loodjes in de vorm van een tonnetje met loden oogje. Bindt dit met behulp van een lusje onder aan de lijn. Monteer ongeveer 30 a 35 cm boven dit loodje een zijlijntje en knoop hieraan de vlieg. Let er op dat de vlieg bij gestrekt zijlijntje net niet tot het lusje van het loodje komt. Werp nu in en laat de boel zakken tot de bodem, nu langzaam met kleine rukjes binnendraaien. Bij de minste sporen van beet een klein tikje geven om de haak te zetten. Bij deze methode zit de haak bijna altijd vooraan in de lip, dus bij 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1976 | | pagina 27