Van reizen en trekken in vervlogen tijd (vervolg) de trekschuit het snelste vervoersmiddel. Op de mulle zandwegen kon zelfs een door vier paarden getrokken wagen een trekschuit op den duur niet bijhouden. Tot in het begin van de negentiende eeuw kwamen in de meeste provincies nog vrijwel geen straatwegen voor. Daardoor kon het gebeuren dat in de tweede helft van de vorige eeuw de trekschuit zelfs zijn grootste bloei beleefde. In de loop der jaren werd zijn taak slechts moeizaam door de diligence overgenomen. Bovendien waren de kosten van dat nieuwe openbare middel van vervoer toen nog zo hoog, dat de gewone man er toch geen gebruik van kon maken. Een middenstand bestond in die jaren vrijwel nog niet, er waren vrijwel uitsluitend armen en rijken. Laatstgenoemde categorie beschikte meestal over eigen rijtuigen. Hun calèches, barou- chettes, clarenees, fourgons, carikels, tilbu ries, coupeetjes en sjeesen waren de ver voersmiddelen die men omstreeks 1834 nog overwegend op de Nederlandse wegen kon aantreffen. Toch dateert het openbaar vervoer over bepaalde wegen in ons land reeds uit de tweede helft van de zeventiende eeuw, dus ongeveer uit dezelfde tijd dat de eerste trekschuit in dienst werd gesteld. Toen ontstonden namelijk de nationale postwa gendiensten voor personenvervoer. Als eer ste exploitant werd in 1660 aan de Haagse baljuw Quintin de Veer voor dertig jaar oktrooi verleend voor het onderhouden van een postwagendienst tussen Den Haag en Amsterdam. Langzaam maar zeker begonnen daarna de postwagendiensten een niet onbelangrijke plaats in te nemen in het personen- en goederenvervoer en ontstond tenslotte in de loop van de achttiende eeuw een net van postwagendiensten, dat zich steeds ver der uitbreidde. In een latere tijd noemde men de wagens die voor het regelmatige Dames en heren in de roef. De trekschuit. In de zeventiende eeuw verscheen op de waterwegen in bepaalde delen van ons land een nieuw vervoersmiddel, dat onder de naam „trekschuit" grote bekendheid heeft genoten. In 1655 voer de eerste trekschuit van Groningen naar Leeuwarden. Van heinde en verre stroomden belangstellenden toe om het nieuwe vervoersmiddel te bekijken en zijn snelle vaart te bewonderen. Onze voorouders beschouwden de trek schuit als het snelste en meest moderne vervoersmiddel uit die tijd. De toename van het aantal trekschuiten had tevens de aanleg tot gevolg van een groot aantal trekvaarten, waterwegen, die speciaal wa ren bestemd voor het bevaren met trek schuiten. De naam zegt het al, de trek schuiten werden getrokken en wel door paarden. Aan weerszijden van de trekvaar ten werden zogenaamde jaagpaden aange legd, ten behoeve van de (jaag)paarden. Het voor de reizigers bestemde verblijf was aanvankelijk op de trekschuiten zeer primitief. Eerst in de achttiende eeuw begon men er roeven op te bouwen. De roef was aanvankelijk echter slechts bestemd voor diegenen onder de passagiers, die men toen „dames en heren" placht te noemen; het „gewone volk" kwam in die tijd nog niet verder dan het ruim. De gehele achttiende eeuw door bleef Trekschuit onderweg. personenvervoer werden gebruikt, diligences. Een van de bekendste ondernemingen op dat gebied werd opgericht in 1796 door de firma Van Gend en Loos. In 1809 ontstond de openbare paarden- post, ingesteld naar Frans voorbeeld door koning Lodewijk Napoleon. Op de aange wezen postroutes was men als reiziger ver plicht van deze paardenpost gebruik te maken. De door de koning benoemde post meesters moesten er voor zorgen, dat op bepaalde stations voldoende postiljons, paar den en rijtuigen voor het publiek beschik baar waren. De reeds bestaande diligence diensten vielen buiten deze regeling. Zij bleven in handen van partikuliere vervoer ders die, in bepaalde gevallen, ook het vervoer van brieven verzorgden, dat het postbestuur bij hen uitbesteedde. Op de hierbij afgedrukte plaat staat een

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1976 | | pagina 8