Leer de vlinders kennen wahdbaap Café-Restaurant „De Wandelaar" ligt aan het begin van het bos- en heidegebied. maar organiseert voor de liefhebbers ook heidetochten, zelfs van tijd tot tijd „relax- dagen", die beginnen met een kopje koffie, een wandeling door het natuurreservaat met ademhalingsoefeningen onderweg, een lunch in pickwick-stijl in de vrije natuur, weer een wandeling en tot slot een warme maaltijd in Gasthof „De Buizerd". Het exterieur van „De Buizerd" doet den ken aan een landelijke villa, het interieur is aangepast met veel houtwerk aan de natuurlijke omgeving buiten. James Tolomei, vrouw en dochter, ser veren de bezoekers van het restaurant als zij dat wensen typische oude ge rechten, destijds bij de heideboeren in zwang, „casseroles", toebereid met biologisch ge teelde groenten en kruiden. Maar boter hammen met boerenhesp, frieten, koffie met vla en kruiken Oudenaardes bier, zijn er desgewenst ook. Met nog als speciale at- traktie het kaasrestaurantje met zijn kaas soorten en wijn. Ook in het kader van dit restaurant zijn de prijzen erg schappelijk. Enook daar is een door bomen om zoomd parkeerterrein aanwezig. Nog even terug naar de natuur: Nog en kele kilometers verder in de richting Kalmt- hout ligt aan dezelfde weg het Arboretum, een 100 jaar oude boomkwekerij met een unieke verzameling van inlandse en vreemde boomsoorten en heesters duizenden en tal van andere fraaie bloemen en planten. Deze vvondertuin is nog steeds open voor het publiek. Hoe lang nog? Want er zijn onder de bezoekers ook nogal wat lieden geweest, die stiekum trachtten zeldzame planten te bemachtigen, en daarbij nogal wat vertrap ten en vernieldenJammer, als dit de reden zou zijn om het Arboretum te sluiten. Al bij al zeggen we: Het gebied van de Kalmthoutse Heide, gelegen vlak bij Zeeland, even noordoostelijk van Antwerpen en zui delijk van de Noord-Brabantse grens is een fraai gebied. Te dicht bij Zeeland om ook niet een beetje „van ons" te zijn. (Onze Belgische vrienden moeten ons deze kleine annexatie maar vergeven Laten we er daarom ook zuinig op zijn! Voor een bezoek aan een „pretpark" kan men beter elders terecht. De Kalmthoutse Heide vraagt de liefde van en biedt dan de vreugde aan de natuurliefhebber. Joris van Hoedekenskerke. Zijn naam was Johannes Goedaert en hij leefde te Middelburg in de jaren tussen 1620 en 1688. Zijn liefhebberij was het opkweken van rupsen tot vlinders, en als schilder was hij altijd weer geboeid door de kleuren van die diervormen. De resul taten van zijn kweken beschreef hij in drie heerlijke boekjes, door hemzelf geïllustreerd. Het eerste verscheen in 1660, dan één in 1664 en één kort na zijn dood, door zijn vrouw uitgegeven. De titel? „Historische Beschryvinghe vanden oirspronck, aard, ey- genschappen ende vreemde veranderinghen der wormen, rupsen, maden, vliegen, witjens, byen, motten en dierghelycke diertens meer; niet uyt eenighe boecken, maer alleenelyck door eygen ervarentheyd uytgevonden, be schreven ende na de konst afgeteykent". Hij onderzocht dus alles zelf, tekende en beschreef bijzonderheden; zijn afbeeldingen steken gunstig af bij de toen gebruikelijke dierprentjes. Goedaert liet alle oude boeken liggen, trok er zelf op uit en kweekte de rupsen die hij vond, zoals hij zelf vertelt. „Ende om alles wel uyt te vinden ende te onthouden, so hebbe ick rupsen, maden, wormen ende dierghelycke dierkens onder glasen gestelt, met haer natuyrlick voedsel onderhouden, ende eerse tot veranderinge kwamen na het leven afgheteykent. Oock heb ik pertinent aengheteykent den tijdt ende maniere van haere veranderinghen, ende 't gene daer van te voorschijn quam afgheteeckent. Ick en heb oock niet ontsien 's nachts by de kaers te gaan soecken eenighe dierkens, diemen bij den dach niet en conde vinden. Somtyts heb ick met de spaede gaen soecken cleyne dieren die sich in de aerde onthielden. Maar ghelyck men van de weerdigheydt ende gelucksaligheydt der menschen niet en moet oordeelen na het uytterlicke, so heb ick dat insgelyx aen deze dieren konnen bemereken: de er- varentheydt heeft my geleert, dat uyt schoone rupsen komen wel leelicke uylen; ende uyt leelicke rupsen seer schoone ka pellen." Dat was de zeventiende eeuw: grote belangstelling voor alle natuurwetenschap pen; onwillekeurig denk je aan Jan Swam- merdam, tijdgenoot van Goedaert. En wat schreef Pieter Lyonet uit Maas tricht in 1672 over de wilgenhoutrups: „Ik twijfel niet of degenen die alles op het directe nut terugbrengen, zullen vinden, dat ik mijn tijd slecht besteed heb. Maar waarom is toch een insect een zo verach telijk onderwerp? In deze kleine levende wezens ontdek ik, hoe langer ik ze bestu deer, steeds meer een wijze ordening. Alles werkt er samen tot één doel. Het is een mechanisme samengesteld uit verscheidene stoffen, vochten, waarin alles in beweging is, die waakt voor haar eigen behoud, die opzoekt wat haar behaagt, en mijdt wat haar schade doet, zich onderhoudt, opgroeit en zich zeiven herstelt en die zich zelve als een soort weet voort te planten op een even onbegrijpelijke als bewonderenswaar dige wijze. Dit alles veronderstelt ook in de kleinste wezens een vast doel, zodat het spel der vele krachten samenwerkt zonder wederkerige tegenwerking of vernietiging met een uiterste delicatesse en dikwijls op gesloten in een nauwelijks zichtbaar puntje. Spreekt hier niet uit, hoe ze moeten zijn samengesteld door een Wezen met een grenzenloze kennis en een grenzenloos be grip? Zou men durven zeggen dat degene die deze wezens samenstelde ook zijn tijd misbruikte? Zou het nuttiger zijn deze zoo bewonderenswaardige wezens te beschrijven, als menigmaal de zoo gruwzame em ver achtelijke daden der menschen?" Dit pleidooi in het boek van Lyonet gaf bij mij de doorslag. Snuffelend bij antiquairs en oude-boekverkopers kreeg ik een in 1762 begonnen werk van ene J. C. Sepp in han den. Hij beschrijft de levenswijze en gedaan teverwisseling van vlinders en beeldt ze op volmaakte wijze af! Een vriend van Johannes Goedaert schreef over diens werk een ge dichtje: „Dus vint hy s' eerst in 't ey, dan schout hijss'als een worm, Eerst kleen, allengskens groot tot haar volwassen form; Verscheyden van couleurDan vint hy s'als een kint, 't Welck in syn teere jeught met swachteln is omwint, Gespelt is in de luurDan rysen se eens weer Gelyck als uyt de doodt, versien van vlerck en veer; Daer vliegt dan 't geen eerst kroop op brave vlugge wiecken". Had ik meer ruimte dan zou ik wel meer kunnen citeren uit oude insektenboeken. Waarom in deze tijd een opstelletje over de vlinders? Die zijn er nog niet, meent de lezer. We hebben een prachtige zomer '75 ach ter de rug, en het jaar van de vrouw. Men zou ook kunnen zeggen: het jaar van de vlinder. Wat hebben we kunnen genieten 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1976 | | pagina 18