Aan de schippers van de beurtveren waren strenge regels gesteld. Zo bevatte art. 17 van het reglement voor het schip persgilde te Terneuzen van 28 april 1794 de volgende bepaling: „De schippers moeten zich tegen passagiers, kooplieden en alle andere die zij moeten bedienen, ordentelijk gedragen en dezelve niet mogen bedreijgen of schelden, nog met vloeken bejegenen." Overigens was men bij het verkeer per beurtschip geheel afhankelijk van wind en getij. De passagiers moesten zelf voor hun eten en drinken zorgen. In de instruktie van de beurtschipper van Zierikzee naar Amsterdam was bepaald, dat de passagiers, voorzover ze in het vooronder of in het paviljoen verbleven, behoorlijk van licht moesten worden voorzien. Voor de passa giers in het paviljoen moesten twee kooien beschikbaar zijn, voorzien van behoorlijk beddegoed en schoon linnen. Men kon zich ook per steigerschuit van veer tot veer laten overzetten en verder over land reizen. Een echte verbetering in de verkeers verbindingen kwam tot stand in de Franse tijd. Toen begon men n.l. met de aanleg van kunstwegen, de zgn. grote wegen der eerste klasse. Een nieuwe tijd brak aan, toe in 1816 de eerste stoomboot in Rotterdam aan kwam. In 1825 werd een stoombootdienst tussen Middelburg en Rotterdam in het leven geroepen, gevolgd door stoomboot diensten van Middelburg naar Gorkum en naar Antwerpen. Ook op de veerdiensten over de Westerschelde werden stoomboten ingezet. Ondanks deze gunstige ontwikkeling heeft Middelburg na de Franse tijd zijn oude positie als handelscentrum, niet meer kun nen terugdwingen. De landbouwprodukten werden toen vanuit de vele Zeeuwse havens namelijk rechtstreeks vervoerd naar Rot terdam, Dordrecht en Antwerpen. Op marktdagen kon men in Rotterdam dan ook grote aantallen Zeeuwse ponen zien liggen, alle met de kop tegen de wal. Begin augustus 1825 voer de eerste stoom boot van Middelburg naar Rotterdam. I-Iet was de Prinses Marianne, genoemd naar de enige dochter van kening Willem I. In vergelijking tot het zeilschip van weleer, werd de reis naar Rotterdam bekort van twee dagen tot elf uren. Nog in het begin van de 19e eeuw bezat Zeeland een uitgebreid net van beurt diensten. Tussen Middelburg en Rotterdam voeren toen zelfs tien vaste schippers. Tus sen Zierikzee en Rotterdam en tussen Goes en Rotterdam voeren drie beurtschippers. Voorts bestonden er toen nog beurtveren op Rotterdam vanaf Brouwershaven en Hulst. In de twintiger jaren van de vorige eeuw kregen ze echter steeds meer konkurrentie van de stoomvaart. Sneller vervoer en goed kopere tarieven hadden grote voordelen voor passagiers en verladers. De zeilvaart werd er tenslotte de dupe van. Volgens de Zeeuwsche Volksalmanak van 1840 voeren stoomschepen op Rotterdam vanuit Middelburg. Antwerpen en Sas van Gent. Vanuit veertig andere plaatsen in Zeeland werden toen nog beurtveren onder houden met behulp van zeilschepen. Het aanbod van reizigers nam echter snel af. Als het enigszins kon, voer men liever met de stoomboot naar Rotterdam. Ook passagiersvervoer tussen twee of meer grotere plaatsen, die niet al te ver van elkaar verwijderd lagen, heeft in het begin van deze eeuw nog een tijd lang plaats gevonden met behulp van kleine stoomschepen. Ze waren vrij primitief, maar voorzagen desondanks in een be- Beurtvaartschepen met stoomvermogen aan de Boompjes in Rotterdam (plm. 1920). Beurtschepen in de haven van Goes omtrent de eeuwwisseling. Het bargebootjc, afgemeerd aan de Blauwe dijk. Boompjes Rotterdam 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1976 | | pagina 23