Strand, duin en stad
in december
te genieten van het majestueuze branding
schouwspel bij windkracht zeven! Volgende
maand, de Kerst- en Nieuwjaarsweek zijn
ze er weer allemaal, onze dorpswinter-
gasten uit Brabant, Randstad, Roergebied
en Vlaanderen. Ze komen om een frisse
neus te halen en wat kleur op de wangen,
en kijken bevreemd naar die vent die daar
met stukken hout loopt te sjouwen. Heeft
zeker een open haard, vermoeden ze. Haast,
drukte, stress, spanningen, verkeerd en te
veel eten, roken en drinken, ongemerkt be
slopen door hart- en vaatziekten: je kunt
er kapot aan gaan, tenzij je leert je minder
over de dingen op te winden en eens
meer langs het strand gaat kuieren.
Volgend partijtje planken, nu op de lin
kerschouder. Voetspoor volgen, want dat was
vrij goed, in jezelf pratend weer naar de
auto: ik laat het een jaar drogen op zolder,
ga het dan eens fijn opschaven, aftekenen,
zagen en er iets moois van maken. Hout
dat niets kost: aanleiding en uitdaging tot
lange strandwandelingen en buiten-wezen in
de winter op dagen dat haast niemand denkt
aan zee en strand. Nou ja, de zeevissers
wel, die kom je dan tegen: ook weeronge-
voelig en van plan iest mee naar huis
te brengen.
Ergens had ik een prima pallet, een nieuw
grenen laadbord langs de hoogwaterlijn
zien liggen. De volgende morgen trok ik
een oude broek en trui, mijn ontoonbare
„teerschoenen", strandjack en handschoe
nen aan, reed naar de duinovergang, sloot
de auto af en klom de betonnen trappen
op. Boven sloeg een keiharde noordwester
toe, na dagen van mist, grauwheid en nat
tigheid. Het duurt dan wel even voor je
het weer leuk vindt, onder een ijl winter
zonnetje sjokken door nat en rul zand.
Toch is er een prachtige „seascape", zoals
de Britten daar aan de overkant zeggen:
wit-kruivende koppen tot aan de horizon,
een rechte lijn met brekers als witte drie
hoekjes verweg onder een „cloudscape",
traag aandrijvende wolkengevaarten met
duistere schaduwbuiken. Daarachter zowaar
een richeltje bleekblauw; dan torenende
buienmassa's en van over zee een loodgrijze
bank met de eerste regen- en hagelstrepen
eronderuit hangend. Nog even wat onwe
zenlijk strijklicht boven de duinen met de
zwevende meeuwen die nauwelijks één vleu
gelslag hoeven te doen.
Wat doe ik hier eigenlijk op het strand,
decemberdonkerte al om tien uur in de
morgen? Het lijkt alsof daar bij de Ban-
jaard een konvooi snelle grijze torpedo
jagers binnenvaart, zwarte silhouetjes met
achter zich een lange schuimstreep, soms
hoog opspuitend. Ze lopen zeker dertig
knopen, zijn na vijf tellen verdwenen achter
een grijs rookgordijn; dan komen er weer
andere schepen met een witte pluim er
achter, ook die zijn even later weg. Ach
man, dat zijn gewoon Noordzeerollers die
op de platen in ondiep water komen, zich
verheffen zodat hun toppen als fonteinen
opspuiten, lange schuimbanen vormen die
door de harde wind worden meegenomen
en dan terugvallen in het niets.
Een half uur lopen langs de aanschietende
zee door drijfnat zand langs aangespoelde
rotzooi, lege flessen, spuitbussen, plastic
dozen, schoenen, autobanden, koeken stook
olie, vuil wier; een dode zee-eend dik onder
de bunkerolie. Daar is het laadbord, in een
bed van aangespoelde schelpen. Met een
dik stuk hout wring ik het uit elkaar, draai
slotschroeven los, sla spijkers uit de planken
en houd zes drijfnatte maar gave planken
over, een duim dik en even lang als ikzelf.
Drie met een stuk gevonden touw eromheen
op de rechterschouder en moeizaam terug
over plekken waar het zand enig houvast
geeft.
Er breekt een hagebui los, maar van
hagel word je niet nat. Hoe dikwijls flitste
het vroeger niet door mijn kop, tijdens een
vervelende vergadering of bij het dicteren
van brieven: ik wou dat ik nu eens even
aan zee kon zijn, weg uit die duffe troep!
En zowaar, nu is het zover; nu ben ik aan
strandjutten toe en dat is een vorm van
trimmen.
Rustig beginnen maar niet te langzaam
lopen want al die tijd heb je een partijtje
hout op de nek! Even uithijgen, naar de
zee staan kijken; eindelijk de duinovergang,
trappen op en af met stabiele tegels onder
de schoenen. Daar is de auto met uitge
nomen achterbanken. Sleuteltjes zoeken
ook de alleroudste strandkleren mogen geen
kapotte zakken hebben en dan het hout
erin.
Ontspannen en ontlast terug, soepel de
armen en de benen bewegend, oog voor de
kramsvogels die in nerveuze groepjes alarm
slaan; kennelijk zijn die geen mensen ge
wend in hun zomerverblijven daar ver in
het hoge noorden. Scholeksters in het zwart
met wit front, petieterige strandpleviertjes
met hun eeuwige haast en daarna in clubjes
bij elkaar dicht op één pootje staan te
dutten, één van hen op wacht. Er is nie
mand, absoluut niemand op het strand, en
dat komt maar zelden voor. Niemand om
11