De teelt en de verwerking van meekrap in Zeeland en zijn naaste omgeving Inleiding. Naast molens waarvan er gelukkig nog heel wat ons landschap verlevendigen kan de oplettende waarnemer hier en daar ook nog andere opvallende bouwsels ontdekken, waarvan de herkomst hem ech ter vermoedelijk minder duidelijk zal zijn. Bedoeld worden de zogenaamde meesto ven, waarvan er verspreid over de pro vincie nog wat restanten aanwezig zijn. Voor het doel dat men er eens mee be oogde, worden ze echter al sinds vele jaren niet meer gebruikt. Oorspronkelijk waren het namelijk fabrieksgebouwen, waarin de door landbouwers geteelde meekrapwortels werden verwerkt tot meekrappoeder, dat als (rode) verfstof eeuwenlang zijn waarde heeft bewezen. Die fabrieksgebouwen werden in de volksmond „stoven" genoemd. De nog in veel plaatsen voorkomende „stoofstraat" houdt de herinnering wakker aan de aan wezigheid van een meestoof in een ver vlogen tijd. Van de vele meestoven die men vroeger in Zeeland aantrof, zijn de meeste namelijk al lang geleden gesloopt. De res tanten die er thans nog van enkele mee stoven over zijn en die opvallen door hun afwijkende vorm, worden voor allerlei an dere doeleinden gebruikt. Een speuraktie naar deze restanten lijkt mij vooral voor de toerist een zinvolle bezigheid, op dagen dat het weer minder aantrekkelijk is voor een verblijf aan meer of strand. Een informatie over de teelt en de ver werking van meekrapwortels, kan zijn speurzin wellicht nog wat aanwakkeren, al behoren die werkzaamheden al lang tot het verleden. Het verven en drukken van geweven stoffen in vroeger tijd. Zowel de Egyptenaren, als de Syriërs, de Perzen en de Indiërs verstonden al zeer vroeg de kunst om hun geweven stoffen door toepassing van bepaalde verfstoffen van prachtige kleuren te voorzien. De verf stoffen die men destijds daarvoor gebruikte waren alle van plantaardige oorsprong. Daartoe behoorden onder meer alkanna, di verse mossoorten, indigo, brem, galnoten, wede en meekrap. Ook de oude Germanen en de Galliërs beschikten reeds over de mogelijkheid hun stoffen te kleuren. Zij wisten destijds een blauwe verfstof te bereiden uit een plant, die men wede noemde. Linnaeus gaf die plant later zijn zondagse naam: Isatistinc- toria. Na de vroege middeleeuwen waren het de Italianen die opnieuw met het verven van geweven stoffen begonnen. De uit de wede gefabriceerde blauwe verfstof werd er na dien door de indigo vervangen, die omtrent de 16e eeuw uit Azië was ingevoerd. De fraaiste onder de rode verfstoffen werd vervaardigd uit de wortel van de meekrapplanf. Aanvankelijk gebruikte men deze verfstof vooral voor laken stoffen. Later gebruikte men meekrapverf echter ook voor geweven wollen stoffen. Bekend was in dat verband vooral het baaien onder goed, dat na een behandeling met meekrap- verf zijn bekende rode kleur kreeg. Oorspronkelijk afkomstig uit de Levant, moet met de teelt van meekrap in Zeeland omstreeks de veertiende eeuw zijn be gonnen, toen de lakennijverheid er nog bloeide. De Navorscher uit het jaar 1852 haalt nog een bericht aan dat zou zijn ge schreven door P. van Griethuijzen in het handboek der Staatslieden enz., waarin deze beweert dat meekrap in Nederland al sinds de zesde eeuw werd geteeld. Andere schrijvers beweren zelfs dat de Romeinen de meekrapplant al kenden, die via Gallië zijn weg verder naar het noorden zou hebben gevonden. In hoeverre die berichten op waarheid berusten, is niet bekend. Ook in Vlaanderen heeft men zich al vroeg met de teelt en de verwerking van meekrap bezig gehouden. De grote vlucht van de lakennijverheid in de Vlaamse steden zal daar wel niet vreemd aan zijn geweest. De teelt van meekrap kwam er vooral voor in het noorden van het Vrije van Brugge in de ambachten van Lissewege, Dudzele, Oostburg en Aardenburg. Reeds op het eind van de dertiende eeuw moet daar al meekrap zijn verbouwd. Van grote betekenis is die teelt er echter nooit ge weest, want slechts met uitzondering was de met meekrap beteelde oppervlakte op de landbouwbedrijven er groter dan een paar gemeten. De teelt van meekrap. Zolang de lakennijverheid voor Zeeland van grote betekenis was, werd ook de meekrap er vrijwel uitsluitend ten behoeve van de Zeeuwse markt geteeld. Opvallend is dat de teelt van meekrap op Walcheren en in westelijk Zeeuws Vlaanderen nooit van veel betekenis is geweest, in tegenstelling tot Schouwen, waar juist veel meekrap werd verbouwd. Ook op Noord-Beveland, Zuid-Beveland, Tholen, St. Philipsland en in oostelijk Zeeuws Vlaanderen was meekrap een veel verbouwd gewas. In de loop van de vijftiende eeuw breidde de meekrapteelt zich van Zeeland uit over West-Brabant en de Zuid-Hollandse eilan- 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1977 | | pagina 21