Van een boze dijkgraaf, gesloten
waterschapsdeuren, stadsplannen
en ongeschonden Zeeuwse grenzen
Maria Magdalenakerk te Goes.
Foto: Johan Berrevoets, Zierikzee.
We zouden wel met recht tot de dwazen gerekend kunnen worden, als we
zouden stellen, dat waterverontreiniging niet behoeft te worden bestreden.
De wet (tegen de) verontreiniging oppervlakte water is dan ook een goede
zaak, zoals het ook te verdedigen is dat de vervuiler van oppervlaktewater
voor de weder-reiniging ervan moet betalen. En tot die vervuilers behoren we
tot op zekere hoogte allemaal. Dat betekent dus gewoon: met z'n allen in de
portemonnee tasten. Niet leuk misschien, maar het is voor een goed doel.
Nu zijn er mensen in Zeeland, die tegen
de zuiveringsheffing bezwaren hebben. Men
kan dan in beroep gaan, komt uiteindelijk
bij het college van Gedeputeerde Staten
terecht, die beslissen of de bezwaren aan
vaardbaar zijn, ja, dan nee.
Er zijn ook lieden die dit niet doen, en
domweg hun zuiveringsheffing niet betalen.
Soms inderdaad uit principiële overwegin
gen, soms ook uit vergeetachtigheid, of
uit een zekere irritatie, omdat ze van
overheidswege de zoveelste heffing opge
legd krijgen. Reden tot die irritatie is bij
sommigen ook het feit dat in Zeeland
waterschappen belast zijn met de water
zuivering.
Waterschappen zijn hoogst nuttige instel
lingen ten behoeve van onze waterhuishou
ding, maar ze treden niet altijd even elegant
en taktisch op. Het zit velen dwars dat
ze los van de zuiveringsheffing jaar
lijks „geschot" aan het waterschap moeten
betalen. Geld, dat best nuttig besteed zal
worden aan onderhoud van dijken, wegen
en watergangen, daar niet van.
Maar het ergert velen, dat slechts een
betrekkelijk kleine kring mee mag praten
over de besteding van die gelden, en over
de werken die het waterschap daarvoor
uitvoert. Dat zijn de „stemgerechtigde in
gelanden"; mensen, wier bezit aan grond
of huis in geld uitgedrukt zodanig is, dat
alleen zij volgens de huidige wetgeving en
reglementering stemrecht hebben. Valt men
onder die „bezitsgrens", dan mag, nee, moet
men wel betalen, maar men is niet welkom
op de kringvergadering van het waterschap
om zijn zegje te zeggen. Daar staat de deur
alleen open voor stemgerechtigden.
We behoren niet tot degenen die over
van alles en nog wat, en bij elke gelegen
heid maar om „inspraak" schreeuwen. „In
spraak" is al verworden tot een modewoord,
dankzij overdrijving op dit gebied. Maar als
er ergens toch wel eens een deur open
gemaakt moet worden voor degenen, die
wel mogen betalen, maar daar verder niets,
maar dan ook niets te zeggen hebben, dan
is dat bij de waterschappen. Die „gesloten
deur" verwekt ergernis bij velen.
Niet alleen „wereld-hervormers-uit-mode"
maar ook tal van rustige, gematigd-gezinde
burgers ergeren zich aan de middeleeuwse
opdeling in „heren en knechten", die door
de waterschappen naar wij hopen onge
wild nog steeds wordt toegepast.
Duidelijk is, dat die situatie geen en
thousiasme oproept bij een aantal mensen
om hun zuiveringslasten waar ze wel
licht principiële bezwaren tegen hebben
nog eens aan de waterschappen af te staan,
zelfs al moeten we eerlijkheidshalve vast
stellen, dat de betaalders van zuiverings
lasten in die categorie nu wél mogen mee
stemmen. Wie begrip en takt hiertegenover
van de waterschappen veronderstelt, zit er
wel naast.
Nog even voor hij afscheid nam heeft
de dijkgraaf van het waterschap De Brede
Watering van Zuid-Beveland op een verga
dering van het algemeen bestuur van de
technische dienst van de waterschappen
uitgehaald tegen die „boosdoeners", die niet
op tijd hun zuiveringslasten willen voldoen.
De dijkgraaf bedreigde hen met „parate
executie"(door de deurwaarder; niet
door de beul, zo erg is 't nu ook weer
nietHij sprak van „harde maatregelen"
en „onprettige handelingen"alsof het
om een nieuw soort misdadigers ging, in
plaats van om mensen, die wat moeite
hebben met het betalen van een heffing.
Men versta ons goed. Ook wij vinden dat
die heffing betaald moet worden. Maar wij
vinden ook dat dijkgraven als hoofden van
organen, die toch bedoeld zijn „ten alge
menen nutte", dus ten dienste van het
publiek, wel wat minder krasse taal tegen
dat publiek zouden moeten gebruiken.
Dreigen met „harde maatregelen" en „on
prettige handelingen" is misschien normaal
voor bepaalde ambtenaren in minder demo
cratisch geregeerde staten. Bij ons weten is
Nederland en Zeeland hoort daar ook
nog steeds toe een democratie, waar
de burger centraal staat, en waar zulke
dreigende taal toch wel wat „pruisisch"
overkomt.
8