KNOTBOMEN De Venkel, geheel gerenoveerde straat in 't Havenkwartier Foto Johan Berrevoets, Zierikzee Allerwege kunnen we in deze tijd van het jaar lezen over zogenoemde Knotwilgen acties. Deze betiteling is overigens niet he lemaal juist. Beter is: Knotbomenacties, omdat er naast geknotte wilgen, vooral hier in Zeeland, ook veel Populieren, Essen en zelfs Iepen als zodanig voorkomen. Ik mag veronderstellen, dat een ieder wel zo ongeveer op de hoogte is wat die acties betekenen. Het waarom is echter lang niet iedereen duidelijk, daarom hierover deze keer wat informatie. Op West Zeeuws-Vlaanderen na is Zee land niet rijk aan knotbomen. Dit vindt waarschijnlijk z'n oorzaak in het feit, dat vroeger reeds in de meeste delen van onze provincie de landbouw een belangrijker rol speelde dan de veeteelt. Zo staan bijvoor beeld in een veeteeltstreek als de Alblasser- waard tienduizenden van deze bomen. Juist op de veeteeltbedrijven werd op allerlei wijze gebruik gemaakt van het takhout, dat afhankelijk van de bestemming op drie- tot zesjarige leeftijd werd gehakt. Het afkomende hout werd voor een scala van doeleinden gebruikt. Er werden o.a. horden en koven*) van gebreid, stalpalen, heining- palen en gereedschapsstelen werden van het dikkere hout gehakt en het overschot, de takkebossen, gingen naar de bakkers om de oven te stoken. Er ging dus niets ver loren. Van deze geriefhoutteelt is nauwelijks iets meer over. Wat nog rest als herinnering aan een oude cultuurvorm, zijn de vaak monumentale knotbomen, die het landschap een eigen cachet kunnen geven al naar gelang het aantal waarin ze aanwezig zijn. Maar zelfs één boom kan om deze reden waardevol zijn, als hij op een markante plaats staat. Alles vraagt onderhoud zo ook deze bo men. Wanneer van tijd tot tijd hun „pruik" niet afgehakt wordt, zal de boom topzwaar worden, omdat de stam niet berekend is op deze zware last. Het gevolg daarvan is dan dat het geheel, meestal bij een storm, tegen de grond gaat en is er wéér een minder. Nu kunnen we ons afvragen of het zinvol is om wat in onbruik is geraakt nog in stand moet worden gehouden. Ondergete kende is van mening dat dit inderdaad het geval is en dat niet alleen om de reeds genoemde landschappelijke waarde, die door dit soort bomen wordl vertegenwoordigd, hoewel dat wel een belangrijk motief is om ze te sparen. Een even zwaar wegend motief is echter de natuurwetenschappelijke waarde die ons knotbomenbestand vertegenwoordigt. In de eeuwen dat deze bomen nu bestaan, hebben meer of minder gespecialiseerde dieren zich in hun koppen gesatteld. Een aantal van die diersoorten is zelfs nagenoeg uitsluitend op deze holten vormende bomen aangewe zen, omdat andere oude bomen met holten in onze provincie, vrijwel ontbreken. Hieruit kan de conclusie getrokken worden, dat ons knotenbestand voor bedoelde diersoorten de enige mogelijkheid vertegenwoordigt om zich in deze regio te handhaven. De meest in het oog vallende groep van deze dieren zijn uiteraard de vogels. Vooral de zogenoemde holenbroeders de naam spreekt voor zichzelf onder onze ge vederde vrienden zijn in belangrijke mate knotboom-gebonden om het zo maar eens te formuleren. Verschillende van hen zijn voor een groot deel uitsluitend in onze provincie te vinden, waar deze voor hen geschikte nestgelegenheid zich voordoet. Een vaste bewoner van de holten is het Steenuiltje, dat hier in wisselend aantal voorkomt. Hij is met z'n 23 cm ons kleinste uiltje en nogal gevoelig voor allerlei om hem heen plaatsvindende zaken. Gelukkig voor hem komt de veel grotere en agressie vere Bosuil hier niet voor. Zou dat wel het geval zijn, dan verdwijnt hij. Regelmatige verontrusting, in welke vorm dan ook, wordt evenmin geaccepteerd. Bovendien is de vogel zeer vorstgevoelig. Een middelmatige winter met wat sneeuw kan reeds veel slachtoffers onder deze vogelsoort maken. Om Steenuilen te ontdekken moet men geoefende ogen hebben. Meestal zitten ze in de kop van een knotboom in een hoekje tegen de stam gedrukt. Door het bruin ge vlekte verenpakje valt hij dan nauwelijks op. Tijdens de broedperiode valt hij het meest „uit de toon". Vooral in april en mei wor den er gedurende de nachtelijke uren „bloedstollende" kreten geproduceerd, die een niet ter zake kundige late wandelaar de haren ten berge doen rijzen. Voor de onderzoeker is het echter een prachtige gelegenheid om het aantal broedvogels vast te stellen. Hoewel de Ransuil minder gebonden is aan knoten, kiest hij deze boomsoort, mits die op een zeer rustige plaats staat, meer malen uit als nestboom. Deze uil is ge makkelijk te herkennen aan de „oortjes" boven aan de kop. In een ander kader kom ik nog weieens op deze soort terug. Een andere „schilderachtige" soort, die de laatste jaren beslist in aantal afneemt is de Gekraagde Roodstaart. Het mannetje heeft bijzonder fraaie kleuren: borst, staart en ondervleugel zijn warm oranje/bruin, keel en gezicht zwart, het voorhoofd wit en de bovendelen grijs/bruin. Deze soort is gemakkelijk waar te nemen, maar komt tegenwoordig niet veel meer voor, zodat anderszijds het ontdekken van deze mooie vogel daardoor bemoeilijkt wordt. Evenals de Steenuil is de Gekraagde Rood staart nagenoeg geheel gebonden aan het broeden in natuurlijke holten, omdat geen van beiden zich vaak „laten vangen" in nestkasten, die voor soorten als Kool- en Pimpelmees en in mindere mate voor de Boomkruiper zeer goed dienst doen, omdat laatst genoemde soorten minder veeleisend zijn. De Eikvaren is een veel voorkomende plant in de duinen, waar hij zich tussen de dichtere begroeiing vestigt. In het buiten land komt deze plant echter op de meeste plaatsen uitsluitend voor in de kop van knotbomen, wat naast een leuke decoratie ook een plantkundige surprise van Moeder Natuur is. In de wereld van het kleine kan de knot boom op zich beschouwd worden als een soort hotel waar van alles en nog wat kan logeren. Verschillende mossoorten zijn hier aan gebonden, evenals een aantal insekten- soorten van de meest uiteenlopende families. Doordat alleen in dit genre bomen de voor hen juiste levensomstandigheden zich vere nigd hebben. Omdat veel bomen in hun binnenste delen molm bezitten, wat door verrotting ont staat dat op zijn beurt warmte produceert, overwinteren daarin zeer veel diersoorten, die overigens niets met hun „gastheer" te maken hebben. Ook hier is dus sprake van een duidelijke functie ten opzichte van nog weer een ander deel van onze fauna. Samenvattend kan gesteld worden dat knotbomen in biologisch opzicht een wereld op zich vormen, die op geen enkele wijze 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1977 | | pagina 18