De teelt en de verwerking van meekrap in Zeeland en zijn naaste omgeving (vervolg) Meekrapnering in Zeeland. In een vorig artikel werd in het kort de meekrapnering beschreven, zoals die eer tijds op de eilanden Walcheren en Schou- wen-Duiveland werd uitgeoefend. Ofschoon in wat mindere mate dan op Schouwen-Duiveland, nam ook op het eiland Tholen de teelt en de verwerking van mee krap al sinds de tweede helft van de veer tiende eeuw een belangrijke plaats in. Zo kreeg de stad Tholen reeds in 1380 toe stemming om meestoven te bouwen. Vanaf die tijd tot in de negentiende eeuw maakte de meenering een niet onbelangrijk deel uit van de plaatselijke welvaart. Vol gens de Tegenwoordige Staat van Zeeland (1753) stonden er toen nog twee meestoven, waarvan één binnen de stad en de ander buiten de Oudelandsche poort. Op het ge hele eiland Tholen stonden rond 1753 nog zeven meestoven. ,,'t Gemeene volk volgens de Tegen woordige Staat wint er veelal de kost aan de meekrappe, zoo met planten, wieden en delven, als des Winters in de Stooven; wordende de Tholenaars en die van Rei- merswaale, wegens hunne zonderlinge be kwaamheid, waar Meestoven zijn, zeer be geerd." In St. Maartensdijk werd de meenering eerst in 1623 aan voorschriften gebonden. In 1734 bouwde men er nog een meestoof. Later werden er op het eiland Tholen nog diverse meestoven bijgebouwd. In 1866 be droeg het totale aantal er nog ongeveer 16, waarvan 4 in Oud-Vosmeer, 2 in Poortvliet, één in Scherpenisse, twee in St. Annaland, twee in St. Maartensdijk, één in Stavenisse en drie in of bij de stad Tholen. Op het eiland St. Philipsland stonden in 1866 nog drie meestoven, waaronder de stoof Wilhelmina Regina, die in 1860 in Anna Jacobapolder werd gebouwd. Tastbare herinneringen aan het meekrap- bedrijf vindt men er vrijwel niet meer. We mogen ons daarom gelukkig prijzen, dat het gebouw, waarin anno 1973 het streek museum van Tholen en St. Philipsland werd ondergebracht, „de Meestoof" heet. Niet dat het ook maar iets met een meestoof gemeen heeft, want vóór de gemeentelijke herindeling van het eiland Tholen, deed het gebouw dienst als gemeentehuis van St. Annaland. Naast andere streekmerkwaar- digheden, werd er ook een komplete kol- lektie oude gereedschappen in ondergebracht uit de tijd van de teelt en de verwerking van meekrap. Er is zelfs een maquette te zien, die tot in onderdelen laat zien op welke wijze de wortels in de meestoven bewerkt werden. Ook op de Bevelanden was meekrap eer tijds een gewas dat veelal in het vrucht- wisselingsschema werd toegepast. Omstreeks 1860 stonden er in Goes nog twee mee stoven, in Ellewoutsdijk één, in 's Heer Arendskerke twee, in Wilhelminadorp twee, in Kloetinge één, in Kruiningen één en in elk van de dorpen Krabbendijke, Nisse, Yerseke en Rilland ook één. In 1753 stond aan de Dam bij Yerseke de meestoof De Star, die in 1801 werd vernieuwd. Om streeks 1875 werd hij buiten gebruik gesteld en kort daarna gesloopt. De gebouwen van de voormalige meestoof Nederland in de buurt van Nieuwdorp, zijn daarentegen nog grotendeels aanwezig. In Goes stichtte Charles de Prato een meestoof op octrooi van 30 januari 1595. Op 28 november 1656 kregen de aandeel houders toestemming om in Goes een tweede stoof te bouwen aan de overzijde van de haven. Deze stoof De Zon was één van de grootste en mooiste meestoven van Zuid-Beveland. Tijdens de oorlog 1914—1918 werd er thee-surrogaat in gemaakt. Jammer genoeg moest dat monument in 1963 worden afgebroken in verband met een ter plaatse aan te leggen zwaaikom voor schepen. Ook in het bouwplan van de in 1809 bedijkte Wilhelminapolder nam meekrap al vlug een belangrijke plaats in. Aanvankelijk werden de geteelde wortels buiten de polder verwerkt, maar reeds in 1815 kocht men in de buurt van Middelburg de meestoof Zeeland. In 1820 bracht men deze stoof naar de Wilhelminapolder over, waarna hij aan de oostzijde van het havenkanaal in bedrijf werd gesteld. In 1817 kocht men in de buurt van Brielle nog een tweede meestoof. Deze stoof, die in plaats van met riet, met pannen was gedekt, werd ook naar de polder ver plaatst en kreeg de naam Holland. Toen de Franse telers geduchte konkur- renten werden liet de toenmalige direkteur zaad uit Avignon komen om te trachten daardoor de Franse kwaliteit te evenaren. Van de brand die in 1844 een deel van de meestoof Holland verwoestte, maakte men bovendien gebruik door verbeteringen aan te brengen in het stampwerk, teneinde ook daardoor de kwaliteit van het eindprodukt te verbeteren. In 1851 werd, met goedkeuring van het hoofdbestuur door een groep lieden, ten westen van het havenkanaal een stoom- meekrapfabriek gesticht naar Frans voor beeld. De gebouwen van de voormalige meestoof Nederland onder Nieuwdorp. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1977 | | pagina 15