Op het hoogtepunt van de orkaan na
derde de Berlin de Nederlandse kust. Daar
stond het water nagenoeg anderhalve meter
hoger dan normaal. Ondanks de toegeno
men moeilijkheden om op koers te blijven,
zag men in Hoek van Holland vanuit de
seinpost de mailboot vanuit zee recht op
de haveningang afkomen. Tussen de beide
lage pieren door voer het schip naar bin
nen. Toen sloeg plotseling het noodlot toe.
Ter hoogte van het achterschip dook plot
seling een vervaarlijke grondzee op. die
de boot uit zijn roer sloeg. Even later
zat het schip klemvast op de kop van de
Noorderpier.
De ondergang.
Aan boord speelden zich onder de rade
loze passagiers onbeschrijfelijke tonelen af.
Kapitein Precious gaf terstond order om
de reddingsboten in gereedheid te brengen.
Maar een enorme golf die over het gehele
schip sloeg, vernielde alle boten. Voorlopig
was men daarom aan de genade van de
elementen overgeleverd. Aan boord was er
nog nauwelijks een plekje te vinden, dat
nog enige veiligheid bood. Overal sloegen
mensen overboord en dreven weg in de
donkere nacht. Ook de kapitein van de
Berlin was één der eerste slachtoffers.
Na een gevecht van een half uur brak
de mailboot in twee stukken. Tenslotte
scheurde het voorschip af en verdween in
de diepte. Het achterschip bleef op de pier
hangen. Tientallen mensen die zich op het
voorschip bevonden, verdronken jammerlijk.
Alleen de top van de voormast stak nog
boven water uit.
Onder de vele aangespoelde doden bevond
zich de kleine August Hirsch. Chef-hof
meester Moor hield hem in zijn armen
gekneld.
Reddingspogingen.
Het vastlopen van een schip op het Noor
der hoofd was aan de wal al vroeg opge
merkt. Binnen een half uur wist iedereen
in Hoek van Holland dat het de Berlin
was. Terstond voer schipper Jansen met
negen helpers aan boord met de stoom-
reddingboot naar het in nood verkerende
schip. De Berlin bleek echter zo ongelukkig
op de pier te zitten, dat de reddingboot
er niet dicht genoeg bij kon komen.
Schipper Jansen probeerde het keer op
keer, maar al zijn moeite was tevergeefs.
Ook pogingen om een lijn over te schieten
faalden, doordat de schipbreuekelingen niet
in staat bleken de overgeschoten lijn te
grijpen en in te palmen. Toen het tenslotte
een keer wel gelukte, brak ongelukkigerwijs
van de reddingboot, die ten anker was ge
gaan, de ankertros. Zodoende was men
genoodzaakt naar de haven terug te keren,
achtervolgt door de angstkreten der slacht
offers. De reddingboot keerde zo snel mo
gelijk naar de strandingsplaats terug en
deed de gehele dag pogingen om bij het
achterschip van de Berlin te komen.
Ook andere schepen stelden reddings
pogingen in het werk, maar de kans om
tegen de ijzeren romp te pletter te slaan
bleek zo levensgroot, dat alle pogingen
faalden. Zo verliep de 21e februari, zonder
dat men er in slaagde om schipbreukelin
gen van het wrak af te halen.
De Sperlings.
Met sombere gezichten volgden Martien
en Kees Sperling de loop der gebeurtenissen.
Met nog een andere Ouddorper aan boord
lagen ze in de Berghaven met de blazer
Willem Josephine van het bergingsbedrijf
Van den Tak. Martien was al met de sleep
boot Gouwzee meegevaren tot dicht bij het
wrak om zich van de toestand op de hoog
te te stellen. Van berging kon onder de
gegeven omstandigheden geen sprake zijn.
Dat de overlevenden aan boord nog steeds
niet gered waren, kon hij maar moeilijk
aanvaarden. Inmiddels was ook zijn jonge
neef Leij Sperlings in Hoek van Holland
aangekomen, om Martien zonodig behulp
zaam te zijn.
Keer op keer voer de reddingboot naar
het wrak, maar telkens opnieuw keerde
men onverrichterzake terug. Zo verstreken
een dag en een nacht. Toen op de 22ste
februari de dageraad aanbrak, was er in
de weersomstandigheden nog maar weinig
verandering gekomen. Prins Hendrik kwam
zich al vroeg van de toestand op de hoogte
stellen, 's Middags volgde hij vanaf de loods
boot Hellevoetsluis de loop der gebeurte
nissen.
Men was namelijk besloten om die mid
dag tijdens laag water een reddingspoging
te wagen over het Noorderhoofd. Met de
jol van de loodsboot zou men enkele loods-
leerlingen afzetten op de lage pier, waar
de golven nog wel gedurig overheen rolden.
Dank zij hun moed, hun inzet en een grote
dosis geluk, slaagde de opzet. Zo kon ten
slotte een lijnverbinding tot stand worden
gebracht tussen het wrak en de pier. Ze
kwamen echter wel in tijdnood, want de
duisternis viel en de vloed zette door. Vier
vrouwen en zeven mannen wisten langs de
lijn de pier te bereiken.
Ook de Sperlings waren inmiddels tot
aktie overgegaan. Met hun vlet arriveerden
ze ter plaatse, nadat de eerste geredden
zich van het wrak naar beneden hadden
laten zakken. Van de reddingboot namen
ze een lijn over, die ze tussen de boot
en de pier vastmaakten. De geredden kon
den in de vlet worden getild, die daarna
met behulp van het touw naar de redding
boot werd getrokken. Twee vrouwen en
een meisje waren op het wrak achterge
bleven, omdat hen de kracht ontbrak zich
langs het touw omlaag te laten zakken.
De Sperlings achtten het niet verant
woord om deze mensen nog een nacht
aan hun lot over te laten en besloten om
één uur opnieuw een reddingspoging te
ondernemen. Met de sleepboot Wodan,
waarachter hun vlet was vastgebonden,
werden ze zo dicht mogelijk bij het wrak
gebracht. Buiten liep nog steeds een zware
deining, die tot ver binnen de pieren door
drong. Bovendien maakte de duisternis hun
reddingsoperatie dubbel riskant. Samen met
Martien, Kees en Leen Sperling waarvan
de beide laatstgenoemden nog geen 20 jaar
oud waren was ook George Moerkerk
meegegaan. Met vier man moest het karwei
dus geklaard worden. Aan boord van de
sleepboot maakten een arts en een gees
telijke de tocht mee.
De vier mannen sprongen in de vlet en
roeiden naar de pier, waar Martien en
Het einde van de Berlin.
23