loodgrijs, soms bijna zwart op de rug. De vinnen zijn ook donker van kleur. De huid heeft vrij grote schubben en de kop is min of meer spits te noemen. Het lichaam loopt achter de kop iets op en de kieuw deksels zijn aan de randen erg scherp. Op de rug zit een vlijmscherpe stekelvin met 8 a 10 pennen. Het is dan ook oppassen geblazen voor dit gevaarlijke wa pen. Bij de minst geringe aanraking heb ben we het risico op snijwonden. Mocht een zeebaars vlak aan de kant van de haak los raken, schop er dan niet naar, want u zou de eerste niet zijn, die op die manier een stekel dwars door de laarzen heen in de voet krijgt. De bek zit stevig in elkaar en een haak zal dan ook niet zo vlug uitscheuren, tevens is de bek bezet met kleine tandjes. Onze zeebaars wordt ongeveer 1 meter lang bij een gewicht van 5 a 7 kilo. Omstreeks juni gaat de zeebaars paaien en als dit achter de rug is, zijn ze erg bijtlustig. Het eerste half jaar is de ont wikkeling van eitje tot vis erg snel. In dat half jaar kunnen ze van eitje uit groeien tot een vis van 10 tot 15 cm. Dit jaar zou het een erg goed jaar kun nen worden, aangezien het vorig jaar zomer wemelde van de jonge zeebaarsjes. Nu we iets meer van de vis weten, zul len we overgaan tot de meer belangrijkere punten t.a.v. het vissen. Aassoorten. De zeebaars is een enorme schrokop en er is eigenlijk niet veel wat niet op zijn menu staat. Grote brokken voedsel gaan er net zo gemakkelijk in, als de kleinere. Ik heb in de loop der jaren vaak de maaginhoud van deze vissen bekeken. Het volgende aas kwam er allemaal uit te voorschijn: zagers, zeepieren, mossels, gar nalen, zeebliek, spiering, haring, krabben, zowel zachte als de normale harde krab, die we aan. de stranden of dijken vinden. Soms wel 7 of 8 krabben met huid en haar in de maag van een vis. Krabben hebben als voedsel ver weg de meerder heid. Verder heb ik wel duimdikke paling en bot en schol van 20 tot 25 cm aange troffen. Aan deze menulijst is duidelijk te zien, dat kunstaas ook heel goed in aan merking kan komen. Het grootste probleem is, waar vinden we onze sportvis. De zeebaars houdt van behoorlijk stromend water met liefst een oneffen bodem, zodat hij zich in het felste moment van het getij verdekt op kan stellen. Dit vooral voor de oudere knapen. De kleinere vissen van ongeveer 40 cm durven echter in de stromingen wel in scholen op jacht te gaan. Het water hoeft niet zo erg diep te zijn 0,5 tot 8 meter of dieper. Zeebaars huist heel graag op steenbanken of aan oeverbeschermingen: ook aan de voet van strekdammen die on der water staan. Scheepswrakken of gezonken caissons zijn ook zeer goede vangstplaatsen. Het kan ook wel voorkomen dat ze in de omgeving van stijle kleiwanden te vinden zijn, waarbij de stroming dan min of meer haaks op die rand staat. Zo rond het keren van het tij jaagt deze vis ook wel eens aan de oppervlakte. Lukt het niet deze hoog-zwemmende vissen te verschalken, dan is het raadzaam om op dezelfde plaats te blijven vissen, maar dan een heel stuk dieper. Op het strand wordt ook nog al eens een baarsje gevangen, terwijl men op tong of andere platvis bezig is. Om zeebaars aan het strand te vangen mag er best een aardig briesje op de kant staan. Dan is de beste methode om een gewone pater noster te gebruiken met één of twee haken nummer 2 of 4, beaasd met een flink stuk zager of een dikke zeepier. Verder is het net zoals het vissen op platvis. De kansen kunnen nog wat ver hoogd worden door van tijd tot tijd een klein stukje in te draaien. De aanbeet laat meestal geen enkele twijfel bestaan. Op het strand kunnen de kansen ver hoogd worden door in een mui vlakbij een strekdam te vissen of door zo dicht mo gelijk tegen die strekdam te vissen. Bij 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1977 | | pagina 27