OEROUDE GESCHIEDENIS DE BASIS VAN DE ORGELBOUW Ga maar eens voor zo'n orgel staan. Of liever, ga er eens aan staan. Wanneer je in zo'n al met even onbegrijpelijk geduld en liefde tot stand gebrachte eeuwenoude kerk dat instrument bekijkt, bekruipt je een groot aantal vragen. Hoe kregen ze het voor elkaar vroeger? Zonder al de technische hulpmiddelen van deze moderne tijd. Je kunt met zo'n instrument fluis teren en jubelen, de menselijke stem nabootsen en het geluid van veel instrumenten. Hoe kregen ze het voor elkaar vroeger? Het kan niet anders, dan dat door de eeuwen heen van gene ratie op generatie de geheimen van de orgelbouw werden doorgegeven en dat degenen, die ze in handen kregen, steeds probeerden de syste men te verbeteren en uit te breiden met eindeloos geduld en vakman schap. De „stenen der wet", geplaatst in een nis boven de ingang van de Ned. Herv. Kerk te Baarland. Foto: Johan Berrevoets, Z'zee. Longen. De geschiedenis van het orgel is dan ook oeroud. Voor zover bekend trad in de derde, vierde eeuw na Christus voor het eerst het windorgel op. Het had toen nog geen registers dat wil zeggen, mogelijkheden om allerlei ver schillende stemmen te laten horen en ook geen toetsenbord. De wind werd door een soort schepbalg onder druk gebracht en bijvoorbeeld aan die windtoevoer is later, eerst met minder en later met meer succes, heel wat gedokterd. Want dat zijn de longen van het instrument en nog steeds geldt dan ook, dat de windvoorziening be paalt of de klank goed tot stand komt. Werelds. Dat eerste orgel, met schepbalg en zon der toetsen of registers te vergelijken met een doedelzak ontwikkelde zich naar een type orgel, dat wel een klavier had met vijftien toetsen en dat betekende voor de bespeler keuze uit vijftien tonen, die door één of meer pijpen tot klinken werden gebracht. In 757 kreeg de, uit de geschie denisboekjes welbekende Pepijn de Korte, een dergelijk instrument uit Byzantium. In de kloosterkerken vooral kreeg het orgel van de negende tot en met de twaalfde eeuw een ontwikkelingskans. Door de eeuwen heen is het echter ook als wereld lijk instrument van belang (geweest). Wel eens te wereldlijk naar veler mening, want tijdens en na de reformatie waren er kerken, waarin het orgelspel verboden werd gedu rende de diensten. Tijdens de beeldenstorm overleefden een aantal orgels de aanval niet, maar in veel gevallen waren de stadsbesturen, die wel wisten wat zo'n kostbaar instrument waard was, verstandig en grepen in. De organisten, die ten tijde van de „zuivering" dreigden honger te gaan lijden, kwamen soms in dienst van het stadsbestuur en moesten concerten geven om het publiek uit minder gewenste gelegenheden te houden. Later kreeg het orgel toch weer een functie tijdens de diensten bijvoorbeeld ook om het het kerkvolk gemakkelijker te maken de nieuwe psalmen van na de reformatie onder de knie te krijgen. Afzonderlijk. De vroegste orgels hadden nog geen re gisters. Wanneer er een toets werd aange slagen, klonken alle pijpen die bij die toets hoorden. Wanneer bijvoorbeeld een c werd ingedrukt, hoorde je fluiten, prestanten of regalen, afhankelijk van de soorten stem, die het orgel had, in c. Dat duurde tot aan de zestiende eeuw. Toen kwamen de sleeplade en de spring- lade in zwang en daarmee was het moge lijk de stemmen afzonderlijk te kiezen via registerknoppen. De Brabantse orgelbou wer Hendrik Niehoff, de bouwer van het Fraai interieur met preekstoel en achterwand, waarop de 10 geboden in de Ned. Herv. Kerk te Baarland. Foto: Johan Berrevoets, Zierikzee. 7 .p'M V»A<«*s. -w

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1977 | | pagina 7