Rijk bewerkte kansel in Basiliek Hulst,
als volgt uit: Prestant 8, Holpijp 8, Octaaf
4, Fluit 4, Octaaf 2, Fluit 2, Nasard 3,
Cornet 5 st. Sesquialter 2 st, Tertiaan,
Mixtuur, Scherp, Trompet 8. Klavieromvang
C-c"\ aangehangen pedaal C-d.
Louis Delhaye en zijn zoon Josephus later,
onderhielden het instrument.
Tweede orgel.
De geschiedenis van de Hulster St. Willi-
bordusbasiliek is, zoals die van zoveel
kerken in ons land, nauw verweven met
de reformatie. De hervormde gemeente van
Hulst was eigenaar van de kerk in het
begin van de achttiende eeuw. Het per
centage katholieken in Hulst was echter
heel wat groter en daarom dienden de
Hulster katholieken in 1807 een verzoek
in bij de regering om de beschikking te
krijgen over de St. Willibrorduskerk.
Dat verzoek werd niet helemaal inge
willigd. De protestanten hielden de be
schikking over het schip van de kerk en
de katholieken mochten koor en transept
gebruiken. Tussen beide delen liep een
scheidingswand.
Er kwam een tweede orgel in de Hulster
kerk. De katholieken plaatsten in hun deel
het orgel, dat ze in 1775 voor hun schuur-
kerk hadden laten bouwen. De maker van
het instrument is niet bekend, maar het
moet een Zuid-Nederlandse bouwer geweest
zijn. Volgens drs. J. H. Kluiver is het niet
gewaagd te veronderstellen, dat dit het
werk is van de familie Delhaye.
De dispositie zag er zo uit: Bourdon 8,
Prestant 4, Doublet 2, Fluit 2, Nasard 3,
Terts 3/5, Cornet 5 st, Sesquialter 2 st. disc,
Fourniture, Cimbel, Clairon bas/disc.. Trom
pet bas/disc. Aangehangen pedaal.
Nieuw samenstelsel.
Aan het zogenaamde hervormde orgel
werd in de negentiende eeuw nog het
een en ander veranderd en hersteld. Enkele
registers werden gewisseld en er kwamen
nieuwe frontpijpen in. De kosten van het
onderhoud van de kerk werden echter veel
te hoog voor de weinige hervormden en
rond 1929 boden zij dan ook hun deel
van de kerk te koop aan aan de r.k.-
parochie. De Hulster parochie accepteerde
het toch wel dure aanbod en begon meteen
met de restauratie, die tot 1935 duurde.
De orgels werden gedemonteerd en op
geborgen en na vele deskundigen geraad
pleegd te hebben en allerlei mogelijkheden
te hebben bekeken werd een nieuw orgel
gebouwd op een windlade van het in 1874
voor het paleis voor volksvlijt in Amsterdam
gebouwde orgel. Dat nieuwe orgel werd
samengesteld uit een keuze uit het pijp
werk van het katholieke en hervormde
instrument. Het kreeg een zinken fantasie
front en electro-pneumatische tractuur.
De dispositie was zo: Prestant 8 zink,
grotendeels nieuw, Holpijp 8 overwegend
oud, Zwitserse pijp 8 nieuw, Octaaf 4
grotendeels oud, Fluit 4 grotendeels oud.
Octaaf 2 grotendeels oud, Quintfluit 3 gro
tendeels oud. Mixtuur 4 st. grotendeels
oud. Cimbaal nieuw, Cornet 5 st. oud,
Sesquialter 2 st. oud, Trompet 8 nieuw.
Pedaal: Subbas 16, bestaande pijpen.
Passend geheel.
Dat „nieuwe" instrument vertoonde in
1950 al weer gebreken en begin 1950 werd
daarom weer tot een restauratie besloten.
Adviseurs waren de heer J. J. van der Harst
van de katholieke orgelraad en C. H. Edskes
van de rijksdienst voor monumentenzorg.
Er werd ruimte gezocht voor een vrij
pedaal. De voorwand van het oxaal werd
naar voren gehaald en de zijwanden wer
den in de overeenkomstige stijl verlengd.
Een der (vele) glas in lood ramen in de
Basiliek Hulst.
6