Traditionele Zeeuwse platbodemschepen In Nederland varen schepen rond die ont worpen lijken te zijn om als stoffering van het landschap van de Lage Landen te die nen, weggevaren uit de landschapsschilde rijen van onze oude meesters. Voor een buitenstaander lijken ze allemaal op elkaar, de rond- en platbodemschepen met hun fraaie gebogen lijnen, de zijzwaarden, een lange wimpel bovenin de mast en de vaak bruin-rode zeilen. „Ouderwetse" schepen, die door kenners zijn te onderscheiden in vele typen en soorten. In vroeger tijden werd het merendeel van dit soort schepen gebruikt als bedrijfsvaar- tuig, slechts een beperkt aantal daartoe ontworpen en gebouwde schepen werd als plezierjacht gevaren. Ieder type had zijn eigen verspreidings gebied; de schepen waren aangepast aan het vaargebied. In de loop der tijd zijn zij zozeer geëvolueerd, dat er nog maar weinig verbeteringen konden worden aangebracht. Vorm en afmeting werden niet alleen be paald door gebruiksdoel en vaargebied, maar werden tevens bepaald door het geld dat de opdrachtgever ervoor wilde (kon) uit geven. De ietwat hoekige tjalk, veelal in ver schillende standaardmaten uitgevoerd, paste nét in bepaalde sluizen en had ondanks de beperkte afmetingen toch een groot laadvermogen. Voor de visser met de krappe beurs was de goedkoop te bouwen hoekige schouw soms het enig haalbare type schip dat in eigendom verkregen kon worden. Er zijn al wat typen genoemd; tjalk en schouw. Slechts een kleine greep uit de reeks van typen waarvan de namen de scheepsliefhebber als muziek in de oren klinken: hoogaars, hengst, lemmerhengst, Tholense schouw, boeieraak (alle Zeeuwse typen), tjotter, boeier, schokker, pluut, bons, aak, Staverse jol en wie heeft er nog nooit van gehoord de botter. Wat zijn nu eigenlijk plat- en rondbodem- schepen? Het antwoord op deze vraag ligt in de naam besloten. Bij een platbodem bestaat de bodem uit een plat vlak, dat wil zeggen als men er in zijdelingse rich ting tegenaan kijkt. De zijden van het schip sluiten met een knik op het vlak, de bodem, aan. Vóór- en achterschip kunnen wat de vorm betreft variëren, al naar gelang het type schip. Bij een ronbodem is de bodem rond van vorm en gaat geleidelijk, zonder knik, over in de zijden van het schip die eveneens gewelfd van vorm zijn. Een dwarsdoorsnede over een rondbodem laat een vloeiende, gebogen lijn zien, in tegenstelling tot de hoekige, wat kistachtige dwarsdoorsnede van een platbodem. Bij een rondbodem „staat het schip nergens stil", zoals dat heet; er is bij dit soort schepen nauwelijks een rechte lijn te ontdekken. Deze traditionele schepen zijn natuurlijk niet van de ene op de andere dag ontstaan. Zoals hiervoor al werd gezegd, zijn ze in de loop der eeuwen geëvolueerd. Opvallend is, dat op schilderijen en op prenten uit voorbije eeuwen scheepstypen zijn te zien, die verbazend veel lijken op de zeilschepen zoals die enkele tientallen jaren geleden nog voor de visserij en de vrachtvaart ge bruikt werden en waarvan de overgebleven exemplaren, na lange jaren dienst, tegen woordig nog als museumschip of als plezier vaartuig in dat geval meestal voorzien van een kajuit rondvaren of ter bezich tiging liggen „mooi te zijn". Wat het eerste rond- of platbodemschip was, kan eenvou digweg niet worden vastgesteld. Vast staat evenwel, dat in de tijd dat de Romeinen in de Nederlanden vertoefden de autochtone bevolking zowel beschikte over vaartuigen met een rond voor- en 1 ring voor kluiverboom 2 muilboord klapmuts] 3 rol 4 schouw vooronder 5 plecht [voorplecht] C luik vooronder 7 vulling 8 mastkaak 9 mast Istrijkend] 10 voordogt [mastdogt] 11 schot vooronder 12 waterlijst 13 klamp voor loopplank 14 mastklos en -knie 1 conterhamer 16 zwaardklos en -knie 17 klos IS. dolboom 19 knie 20 onderboord [kimboord] 21 middelhoofd 22 bovenboord 23 boeisel [boei, boeiing] 24 gaffel 2 5 boom 26 luik achteronder of beun 27 beun 25 spuigat van beun 29 schootoog 30 schoottalie 31 helmstok 32 klossen van achterdogt of zeil- bank 33 stuurbak 34 nagel [knecht] 35 luierbalk [luiwagen] 36 klap 37 klik roerkop] 38 roerbeslag 39 beslag helmstok 40 roer klamp 41 roertalie 42 roerkoning 43 vingerling 44 klamp voor helmstok 45 berghout 46 beslag berghout 47 zwaardloper 48 las 49 gistplank [op voorkant schild] 50 vloerlegger 51 klampje voor vulling van vloer 52 ligger [legger] 53 kalf 54 vlak 55 vloer [buikdenning, bulkdelling]' 66 halfmaan van zwaard 57 zwaard 58 schuifklainp 59 sluitbeugel voor mast 60 strijkklamp 61 overloop-'Voor fok 62 kop van zwaard 63 zwaardbout „Voornaamste onderdelen van een Hoogaars" (naar J. van Beylen). 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1977 | | pagina 15