De trek van Zeeuwen
naar het wilde westen I
Tekst: J. P. van den Broecke.
Inleiding.
Na de ontdekking van Amerika zijn in
de loop der jaren duizenden Europeanen
de Atlantische Oceaan overgestoken in de
hoop er een nieuw en beter bestaan te
kunnen opbouwen. Gedreven door hoopvolle
verwachtingen, verwisselden ze huis, haard,
familie en vrienden in het oude Europa
voor een vreemd en onbekend land dat
het verre en soms ook het wilde westen
werd genoemd. Onder deze landverhuizers
bevonden zich uiteraard ook Nederlanders.
In dit verhaal zullen we ons vooral
bezig houden met de Zeeuwse landver
huizers. De redenen die hen ertoe dreven
hun geboortegrond voor goed de rug toe
te keren, waren vooral van ekonomische
aard. Een aantal van hen verliet ons land
echter om aan de overzijde van de Oceaan
meer vrijheid te kunnen vinden voor het
belijden van hun godsdienstige opvattingen.
In ons land was men toen in dat opzicht
niet zo erg verdraagzaam. Wellicht zijn
er ook emigranten geweest die werden
gedreven door een zucht naar avontuur.
Hun aantal was vermoedelijk gering.
We kennen twee perioden waarin emi
gratie naar Noord-Amerika op grotere schaal
plaats vond, waarbij we de jaren kort
na de Tweede Wereldoorlog buiten beschou
wing laten. De eerste emigratiestroom vol
trok zich in de zeventiende eeuw, terwijl
de tweede in het begin van de vorige eeuw
begon en voortduurde tot in het begin
van deze eeuw.
Van de Zeeuwen, die zich in de zeven
tiende eeuw door bemiddeling van de West
Indische Compagnie als kolonisten in Ame
rika hebben gevestigd, zijn slechts weinig
gegevens voorhanden. Uit de aard der zaak
weten we wel wat meer van degenen, die
in de vorige eeuw zijn geëmigreerd.
Zij hebben de eerste jaren briefwisseling
onderhouden met hun naaste verwanten
in Zeeland en wellicht zijn er nog wel
enkele families, die de gevoerde corres
pondentie zorgvuldig hebben bewaard. Of
ficiële instanties beschikken echter over
betrekkelijk weinig gegevens dienaangaande.
Nadat de oudere emigranten waren over
leden en hun kinderen zich hadden aan
gepast in de Amerikaanse samenleving, zal
aan de gevoerde briefwisseling in de meeste
gevallen wel een einde zijn gekomen.
De band tussen de emigranten onderling
was sterk. Nog steeds wonen de meeste
van hen, die in de vorige eeuw naar Ame
rika vertrokken, in Grand Rapids en om
geving in de staat Michigan.
De emigratie in de zeventiende eeuw.
Voor een beter inzicht inzake de redenen
die Hollanders en Zeeuwen in de zeven
tiende eeuw hebben bewogen om zich als
kolonisten te gaan vestigen in het maag
delijke en vijandige binnenland van Man
hattan en omgeving, dienen we in gedachten
terug te keren naar het jaar 1602.
Op 20 maart van dat jaar kreeg de
Verenigde Oost-Indische Compagnie het al
leenrecht van de vaart naar de specerij
eilanden in het verre oosten om Kaap de
Goede Hoop en door Straat Magelhaes.
Deze reizen duurden erg lang en het lag
voor de hand dat getracht werd een kortere
route te ontdekken. In dat verband sloot
men in 1609 een kontrakt met de Engelse
zeevaarder Henry Hudson, wiens opdracht
was „om te seylen en passagie te soecken
door 't noorden benoorden Nova Sembla
om en verder oostwaarts." Op 6 april 1609
vertrok hij met het schip De Halve Maen
van de rede van Texel. Een gedenkplaat
aan de Schreierstoren in Amsterdam houdt
de herinnering aan deze reis levendig.
Toen op veertig graden noorderbreedte
het ijs hem belette verder oostwaarts te
varen, week Henry Hudson van zijn op
dracht af. Hij zette koers naar het westen
om na te gaan of ook een .westelijke
doorvaart mogelijk zou zijn. Op 2 septem
ber bereikte hij bij Sandy Hook een rivier,
die na 1664 de Hudsonrivier werd genoemd.
Men ging aan land op de plek waar later
de wereldstad New York is ontstaan.
Het landschap was er toen nog maagdelijk
en rustig en maakte door zijn schoonheid
op de schepelingen een diepe indruk. Hudson
verkende de rivier tot de plaats waar nu
de stad Albany ligt. Verder stroomopwaarts
was de bevaarbaarheid onvoldoende. Op
de terugweg kreeg men het echter zwaar
te verduren door aanvallen van inheemse
stammen. Op 4 oktober 1609 bereikte het
schip weer de open zee en op 7 december
van dat jaar viel de Halve Maen in Dart
mouth binnen, een haven aan de Engelse
zuidkust.
De Britse autoriteiten gaven Hudson ech
ter geen toestemming om verder door te
varen naar Amsterdam. Tevens werd hem
verboden een rapport over zijn bevindingen
over te maken aan zijn Nederlandse op
drachtgevers. Desondanks zag de Neder
landse consul in Londen kans om van de
opvarenden belangrijke gegevens te verza
melen, die hij doorzond naar Amsterdam.
In het bijzonder maakte hij gewag van het
feit dat alle inboorlingen er kleding droe
gen, die van bevervellen was gemaakt.
In 1614 werd de Compagnie van Nieuw-
Nederland opgericht, zoals men het nieuw
ontdekte gebied noemde. Aan de boven
loop van de Hudsonrivier werd een handels
post gevestigd dicht bij de plek waar het
van de grote meren naar de Hudson lopende
draagpad van de stam der Irokezen ein
digde. Met de Indianen ontstond een drukke
ruilhandel van bever-, otter-, vossen- en
berenhuiden tegen gebruiksartikelen als duf
fels, messen, bijlen en ketels.
Op 1 juli 1621 verkreeg de West-Indische
Compagnie het alleenrecht van handel en
ontginning in Nieuw-Nederland. Voor de
verdere ontwikkeling van het gebied was
de vestiging van kolonisten een eerste ver
eiste. Op 30 maart 1624 lag het eerste
schip met emigranten zeilree. Het droeg
de toepasselijke naam Nieuw-Nederland.
Aan boord bevonden zich 31 protestantse
families van Waalse afkomst, die in Amerika
een nieuw bestaan wilden opbouwen. Ter-
wille van hun geloof waren ze al eerder
uit de zuidelijke Nederlanden gevlucht en
hadden ze zich in Leiden gevestigd. Waar
schijnlijk voelden ze zich ook daar nog
niet helemaal gelukkig en toen ze dan
ook de kans kregen zich in de nieuwe
wereld te vestigen, lieten ze die niet on
benut.
Een andere groep lotgenoten was hen
trouwens al voorgegaan. Dat waren de
zogenaamde Pilgrim Fathers, die zich even
eens omwille van hun geloof vanuit Enge
land in Leiden hadden gevestigd. Zij sticht
ten daar een gemeente van honderd leden,
maar blijkbaar voelden ook zij zich nog
niet voldoende vrij in hun doen en laten.
Op 22 juli 1620 verzamelden ze zich in
Delfshaven, vanwaar ze scheep gingen. Ne
gen weken later landden ze met hun schip
Mayflower aan de Amerikaanse oostkust
bij Cape Cod Bay, even ten noorden van
het gebied waar enkele jaren later Nieuw-
Nederland zou ontstaan.
Van 1629 af kwam daarna grote groepen
geloofsgenoten rechtstreeks vanuit Engeland
naar het nieuw ontdekte gebied, dat men
later Nieuw-Engeland noemde.
Op 22 april 1624 vertrokken uit Neder
land opnieuw vier schepen met kolonisten
naar het gebied van de Hudson. Op ver
schillende plaatsen, voornamelijk langs de
oevers van de rivier, werden handelsposten
opgericht. Ter bescherming tegen aanvallen
van Indianen, die zich in hun bestaan
bedreigd voelden, bouwde men een aantal
versterkingen, waarbij nederzettingen ont
stonden. In enkele gevallen groeiden deze
11