Verstandig met energie
hetzelfde als
„doe meer met stoom"
Tekst: Tom Koopman.
In Den Haag zetelt een instituut, dat de
naam „Dienst voor het Stoomwezen"
draagt. Er zullen heel wat lezers zijn, die
bij het lezen van die naam de indruk
krijgen dat wij hier met een fossiele orga
nisatie te doen hebben. Immers, zo rede
neren wij gewoonlijk, Nederland heeft net
als alle geïndustrialiseerde landen, nog
maar nauwelijks iets met stoom te maken.
Stoom, dat is iets uit de tijd van de ro
kende locomotieven, van de tabakskerve-
rijen, van de eenvoudige wasserijtjes en
meer van die eenvoudige types industrieën.
Toen de Provinciale Energie Maatschappij
dan ook in 1976 bekend maakte dat zij
een heuse stoomlocomotief had aangekocht
en dat zij die bij haar centrale in Vlissingen
had neergezet, ontstond er een kleine golf
van nostalgie rond dat zwarte monster.
„Het stoomtijdperk weer begonnen", schre
ven sommige kranten. Dat was een levens
grote vergissing. Het belangrijkste deel van
onze economie wordt namelijk nog altijd
aangedreven doorstoom. Bijna alle
elektriciteit wordt met behulp van stoom
gemaakt. Om die reden is de Dienst voor
het Stoomwezen geen instelling die zichzelf
heeft overleefd, maar een springlevend en
ultramodern instituut, dat handen vol werk
heeft. In nagenoeg elke elektriciteitscentrale
staat namelijk een enorme stoomketel, die
tezamen met de bijhorende pijpsystemen,
periodiek door het Stoomwezen moet wor
den gekeurd. De locomotief, die door de
PZEM werd aangekocht, was voor het
Stoomwezen niet meer dan een interes
sant en ietwat romantisch extraatje.
Maar ik wil het hier niet speciaal over
het Stoomwezen hebben, maar meer over
het wezen van de stoom, en dan in het
bijzonder over de stoom als drijfkracht voor
de turbines in elektriciteitscentrales. Er is
de laatste jaren over de bij-effecten van het
werken met stoom nogal wat te doen. Op
een gegeven moment maakte iemand be
kend, dat een moderne elektriciteitscentrale
meer dan tweederde van de warmte die hij
voor het maken van stoom gebruikt, een
voudig verloren laat gaan. En op hetzelfde
moment deed het begrip „rendementsver-
liezen bij de elektriciteitsopwekking" zijn
intrede. Begrijpelijk. Want waarom zouden
de regering en de energiebedrijven zich zo
druk maken over bezuiniging op energie
gebied, als de energiebedrijven zélf twee
derde van hun besteedbare warmte-inkomen
in de vorm van koelwater weggooien? Dat
geeft bovendien nog een vorm van warmte-
verontreiniging van het water, waardoor
het milieu schade kan lijden.
De elektriciteitswereld keek een beetje
vreemd op, toen plotsklaps in krantebe-
richten en onthutsende TV-reportages de
aandacht op de „energie-verspilling" door
elektriciteitscentrales werd gevestigd. Het
feit, dat het warmterendement van een cen-
rale nooit meer kan zijn dan 30 a 34
procent was de electriciteitsmensen name
lijk al tientallen jaren bekend. Deze zelfde
mensen wisten al evenveel jaren, hoeveel
geld. moeite en vernuft er werd en wordt
besteed om het rendement met procentje
na procentje op te voeren. Eveneens wisten
zij dat alle pogingen om het warmterende
ment van de centrales te verhogen, een
gevecht is tegen een natuurkundige wet,
die inhoudt dat je bij het omzetten van
warmte in beweging, altijd meer warmte
verliest dan je nuttig kunt gebruiken. Om
uitzonderingen op deze regel te vinden,
moet je naar volkomen nieuwe technieken
toe. die momenteel in een ontwikkelings
stadium zijn. In de vakpers worden ze
aangeduid met de nagenoeg onvertaal
bare term magneto-hydrodinamische gene
ratoren.
Geen schaamte.
De elektriciteitsmensen hoefden zich
trouwens het stille (of uitgesproken) ver
wijt, dat zij zelf de grootste energiever
kwisters zijn, niet bijzonder aan te trekken.
Want wat zij terdege wisten was het
volgende:
De stoommachine in een elektriciteits
centrale heeft een hoger rendement
dan zijn grootste concurrent op het
gebied van krachtproduktie: de ver
brandingsmotor die u in auto's vindt.
Die komt in de meeste gevallen niet
verder dan 25 procent werkelijk ren
dement.
het rendement van elektrische kracht
werktuigen (elektromotoren), die draai
en op de stroom die uit stoom is ge
maakt, ligt astronomisch hoog, in elk
geval ver boven de 90 procent;
de elektriciteitscentrales gebruiken in
het algemeen brandstoffen waar een
ander weinig aan heeft, zoals zware
stookolie, vette steenkool, bruinkool of
uranium.
Het is, om een aantal uiteenlopende
redenen, altijd een streven van de elektrici
teitsproducenten geweest, elektriciteit te
willen maken uit datgene wat anders on
bruikbaar zou zijn. De eerste centrales ge
bruikten waterkracht. Waterkracht kost
niets en als de centrales er elektriciteit
mee hebben gewonnen, kan het water nog
voor andere doeleinden worden gebruikt.
Dat is een ideale toestand. Ook wind-
centrales hebben een gratis „brandstof".
Maar in alle andere gevallen kost de brand
stof geld. Om zo goedkoop mogelijk stroom
te kunnen maken, kochten en kopen de
centrales altijd dié brandstoffen in waar een
ander weinig belangstelling voor heeft. Het
past dan ook geheel in de filosofie van de
elektriciteitswereld, dat men probeert om
bijvoorbeeld huisvuil bruikbaar te maken
als brandstof voor de stoomketels. Of dat
men het zoekt in de energie die vrijkomt
bij gistprocessen, met behulp van bacte
riën. Of dat men snelgroeiende gewassen
probeert te kweken, die onder de stoom
ketels verbrand kunnen worden. Ook kern
energie als warmtebron voor de stoomketels
in elektriciteitscentrales is zo'n poging om
van een brandstof waar niemand iets nut
tigs mee kan doen, profijt te trekken.
Kostbaar gas.
Nu vormt Nederland in het bovenstaande
deel van mijn relaas een buitenbeentje. Wij
onderscheiden ons van vele landen, door
dat wij op grote schaal de kostbaarste en
schoonste brandstof die er bestaat, door de
stoomketels van onze elektriciteitscentrales
jagen. Deze schoonste en kostbaarste
brandstof is aardgas.
Of je nu aardgas of bruinkool of huis
vuil onder een stoomketel verstookt het
warmte-rendement van de hele elektrici
teitscentrale verandert daar niet door. Ook
Voor de liefhebbers om te watertanden is deze 132 ton wegende reus, die de PZEM
van de Duitse Bundesbahn heeft gekocht. Hij heeft bouwnummer 105 en is afkomstig
uit bouwserie 042.
Foto: Unique, Oosterbeek.
15