ass*""*
I fWfe»*
De gevolgde reisroute, na de aankomst in New-York.
over 1843 wordt vermeld dat het aantal
Afgescheidenen toenam, bleef hun positie
moeilijk. Daardoor ontstond onder hen het
verlangen ons land te verlaten en zich in
Amerika te vestigen. Daar hoopten ze meer
vrijheid te hebben voor het belijden van
hun godsdienstige opvattingen. De emigra
tieplannen namen vastere vormen aan toen
in de jaren 1845 en 1846 bovendien bittere
nood heerste door het mislukken van de
aardappeloogst. Op 15 april 1846 werd
in Amsterdam opgericht de Vereniging van
Christenen voor de volksverhuizing naar
Noord-Amerika. Ook in Zeeland zat men
niet stil. Na herhaalde malen in Goes te
hebben vergaderd, werd de Zeeuwse vere
niging ter verhuizing naar de Verenigde
Staten van Noord-Amerika opgericht.
Op 2 oktober 1846 verliet ds. Van Raalte
met een aantal volgelingen op het zeilschip
The Southerner, de Rotterdamse haven en
op 17 november kwam het gezelschap in
New-York aan. Daar werd men verwelkomd
door ds. Wijckhoff van Albany en ds. De
Wit van New York, beide verbonden aan
de Nederduijtsche kerk, die daar in de
zeventiende eeuw was gesticht door Bas-
tiaen Krol en ds. Michaëlius.
verlieten. Over hun konflikt met de overheid
dat tenslotte leidde tot het besluit om naar
Amerika te emigreren, zal thans wat dieper
worden ingegaan. Daarbij zal vooral het
Zeeuwse aandeel extra aandacht krijgen.
Het streven van koning Willem I om
de Nederduits Hervormde kerk tot een al
gemene kerk voor alle Nederlanders te ma
ken, werd hem niet door iedereen in dank
afgenomen. Spanningen onder rechtzinnige
predikanten met hun aanhang veroorzaak
ten herhaaldelijk konflikten en leidden ten
slotte in 1834 tot de Afscheiding. Een jaar
eerder was ds. H. de Cock uit Ulrum al
in botsing gekomen met het classicaal be
stuur en op beschuldiging van smaad ge
schorst als predikant.
Eén van de eerste predikanten die in
Zeeland met het classicaal bestuur in bot
sing kwam was ds. J. van Rhee, die van
18321834 in Biggekerke stond. Zijn op
volger daar was ds. H. J. Buddingh. Op
1 april 1835 trad hij uit de Hervormde
kerk en stichtte in Biggekerke een gerefor
meerde gemeente. Hij preekte dikwijls op
de buitenplaats St. Jan ten Heere bij Dom
burg en nadien ook in Borsele, Oudelande,
's Heer Arendskerke en Goes. De politie en
het merendeel van de bevolking gedroegen
zich vaak vijandig, zodat de positie van
de Afgescheidenen bepaald niet rooskleurig
was. In het provinciaal verslag over het
jaar 1837 staat over de beweging het vol
gende vermeld.
„De verenigingen der zogenaamde Sepe-
ratisten of Afgescheidenen zijn van weinig
belang en winnen niet in aanhang; onder
dezelve vind men schier gene lieden van
aanzien of invloed, nu en dan hebben de
zelve boven het bij de wet toegelaten aantal
plaats; deze worden door de plaatselijke
politie geconstateerd en door de regtbanken
met oplegging van boete aan de hoofden
en degenen, die hunne woningen daartoe
lenen, gestraft, welke boeten meestal met
dwangmiddelen ingevorderd moeten wor
den."
Om de bijeenkomsten te dwarsbomen
paste men een wetsartikel toe uit de Franse
tijd, dat vergaderingen van meer dan 19
personen verbood. Ofschoon dat verbod in
feite bedoeld was voor vergaderingen met
een politieke strekking, werd het ten on
rechte ook toegepast op bijeenkomsten van
Afgescheidenen.
De opvolger van ds. Buddingh was ds.
Van der Meulen. Hij preekte voornamelijk
in woonhuizen, schuren of in het open
veld. Ofschoon in het provinciaal verslag
Houten kerk en blokhut, zoals deze aanvankelijk ten behoeve van de pioniers
werden gebouwd.
13