Uit de jeugdjaren van de zeilsport
hebben ook de Zeeuwse pioniers in de
ekonomische ontwikkeling van het eertijds
nog wilde westen van Noord-Amerika een
niet onbelangrijk aandeel gehad. Deson
danks zullen velen onder hen aanvankelijk
nov wel eens met weemoed hebben terug
gedacht aan de streek vanwaar ze eens
kwamen en aan degenen die ze er achter
lieten.
Geraadpleegde bronnen.
J. C. Mollema. De Nederlandse vlag op
de wereldzeeën.
M. Goote. Nederlandse emigranten naar de
Verenigde Staten. (Nederlandse Historiën,
nrs. 4, 5 en 6. 1976).
Dr. J. G. van Dillen. Van rijkdom en re
genten.
Prof. Dr. P. Geijl. Geschiedenis van de
Nederlandse stam.
J. C. P. Jansen - Verplanke. Stamboom van
het geslacht Jansen - Verplanke.
Tekst: J. Q. C. C. Becht.
Het gebruik van schepen voor pleziervaart
is vermoedelijk zo oud als het bestaan
van vaartuigen. En vaartuigen bestaan al
lang, al sinds één van onze voorouders
waar ter wereld dat ook gebeurd moge
Prof. Dr. H. S. Lucas. Dutch Immigrant
memoirs and related Writings. 1955.
Het Nederlandsch Magazijn 1843.
Eigen Haard. Jaargang 1875.
L. W. de Bree. Emigratie naar Noord-Ame
rika. Facetten van de Zeeuwse samenleving
1830—1848. Zeeuws Tijdschrift le jaargang.
W. Polman - Kruseman. Zeeland van 1813
tot 1913.
W. E. P. v. Ysseldijk. De geschiedenis van
Kapelle-Biezelinge. 1000 jaar Yerseke.
A. de Smit. Grepen uit de geschiedenis van
de gereformeerde kerk te Borsele. Historisch
jaarboek van Zuid- en Noord-Beveland 1976.
Joh. de Vries. Historie van het jongste ver
leden van Terneuzen.
Dr. P. J. Bouman. Geschiedenis van de
Zeeuwse landbouw.
F. Nagtglas. Wat het was en wat het werd
1894.
zijn het besef kreeg, dat hij met een
in elkaar geknutseld vaartuig met droge
voeten een rivier of meer kon oversteken.
Wanneer een boot voor het eerst voor
pleziervaren is gebruikt, zal wel in de
nevelen van het verleden verhuld blijven.
Wel staat vast, dat er in de klassieke oud
heid al speel- en praalvaartuigen beston
den. Bekend is, dat van de volkeren rond
de Middellandse Zee de Egyptenaren en
de Grieken zowel zeilende pleziervaartuigen
als drijvende lusthoven hadden. Drijvende
lusthoven kwamen overigens in andere de
len van de wereld al voor toen de Ger
manen in boomstammen de Rijn afzakten,
als we de geschiedenisboekjes tenminste op
dit punt mogen geloven. Een zekere faam
hebben de escapades van Cleopatra en An-
thonius aan boord van hun jacht, uitgerust
met zeilen van purperen zijde. Dit alles
werd in geuren en kleuren opgetekend door
de klassieke schrijver Plutarchus. In tegen
stelling tot de gebruiksvaartuigen uit die
tijd onderscheidden pleziervaartuigen zich
door hun meer verfijnde vorm en de veelal
overdadige versiering. Schepen van hoog
geplaatste personen, bijvoorbeeld vorsten,
vielen op door zeilen van een speciale
kleur: onderscheid moest er immers zijn.
Uit een meer recent verleden, slechts
enkele honderden jaren geleden, en van
dichter bij huis zijn de speeljachten en
statenjachten bekend. Laatstgenoemde cate
gorie werd waarschijnlijk vooreerst alleen
voor oorlogsdoeleinden gebruikt. Het betreft
een schip dat zich door zijn specifieke
bouw van schepen uit diezelfde tijd onder
scheidde en een grotere snelheid kon be
reiken dan de gangbare koopvaardij- en
oorlogsschepen. Het woord „jacht", nog
steeds gebruikt als begrip voor pleziervaar
tuig, is hiermee geïntroduceerd. Over het
ontstaan van dit woord bestaat geen zeker
heid; waarschijnlijk is het afgeleid van
„jagen", een schip najagen, achtervolgen.
In ieder geval staat wel vast, dat de in
de 17e eeuw gebruikte Admiraliteitsjachten,
gebruikt voor de communicatie tussen de
Admiraliteit en de vloot ter zee, snelle
zeilers waren. Een wijdverbreid misverstand
is, dat het begrip „jacht" is afgeleid van
het Engelse woord „Yacht", het omgekeerde
is het geval. In 1660 kreeg koning Karei II
van Engeland een speeljacht cadeau van de
Verenigde Oostindische Compagnie (good-
will-geschenk?), waarmee de pleziervaart
met zeilschepen in Engeland geïntroduceerd
werd.
De zeilsport bloeide in die tijd al in
de Nederlanden; Amsterdam had bijvoor
beeld drie jachthavens. Jaarlijks werden er
grootse zeilfeesten georganiseerd met zeilen
in admiraalschep (het zeilen in een bepaalde
„slagorde" onder leiding van een daartoe
gekozen „admiraal"), bekroond met een
vuurwerk en een overvloedige maaltijd. Wa
tersportfeesten waren in die tijd „in". Het
admiraalzeilen en het leveren van spiegel
gevechten tussen eskaders boeiers of jachten
was een geliefd tijdverdrijf. Volgens over
levering kwam tsaar Peter de Grote tijdens
zijn verblijf in Zaandam volkomen in de
ban van de zeilerij. Hij schijnt bij nacht
en ontij in zijn boeier over het water te
hebben gezworven, en wee degene die hem
letterlijk de wind uit de zeilen nam.
Het verhaal wil, dat hij eens een schipper
die hem voorbijvoer op hardhandige manier
zijn ongenoegen liet blijken.
De Staten van Holland en een aantal
stadsbesturen in dat gewest hebben enkele
grote waterfeesten voor de Russische vorst
gegeven, zeer naar diens zin. Het Hollandse
jacht was in die dagen (evenals nu) export
artikel. Veel pleziervaartuigen werden ge
ëxporteerd of door Hollandse bouwers in
het buitenland gebouwd. Toch werd er over
het zeilen louter en alleen voor het plezier
ook wel negatief geoordeeld: de tekst van
een gravure van D. E. Lons (zie afbeelding)
laat niets aan duidelijkheid te wensen over.
Jachthaven bij de Stadsherberg te Amsterdam, le kwart 18e eeuw.
(Anoniem schilderij, Ned. Hist. Scheepvaartmuseum, Amsterdam).
17