roer, zeilden zelf de wedstrijd en keken niet vanaf de kant toe hoe goed hun schip wel zeilde, zoals tot voorheen niet onge bruikelijk was. De belangstelling voor het kleinere schip, dat zonder hulp van een (grote) bemanning gevaren en onderhouden kan worden, neemt toe. Kleine open boten winnen veld. Het is in die tijd dat in ons land de Twaalfvoetsjol zijn intrede doet, een klasseboot waarin nog altijd met veel voldoening wedstrijd wordt gevaren door liefhebbers van een stoer, echt houten scheepje. Met de intrede van de amateur- bouw komt de watersport binnen het bereik van velen. Dit werd onder meer mogelijk gemaakt door het ontwerpen van scheepsrompen met een hoekige doorsnede, waarmee de boot wel een enigszins kistachtig uiterlijk kreeg, maar door minder ervaren amateur-hout bewerkers zonder veel moeilijkheden ge maakt kon worden. Voor de liefhebbers die hun zinnen hadden gezet op een rondspantig schip bracht een methode om een boot te ..beplanken" met latten, uitgevonden door de Bergumse herenkapper Hendrik Bulthuis, zelf enthousiast zeiler, dé op lossing. Het aantal BM-jachtjes en boten van de 16-kwadraat-klasse (beter bekend als Grote BM), speciaal ontworpen voor toepassing van deze bouwwijze, dat door amateurs met succes is gebouwd, loopt in de duizenden. De belasting op zeilboten met een zeil- oppervlak groter dan 16 m2, zoals deze tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog werd geheven, remde de bouw van grote schepen af en stimuleerde de bouw van kleinere boten. Het overgrote deel van de grote Nederlandse pleziervaartuigen werd in die dagen naar het buitenland verkocht. Kortere werktijden, met name de invoe ring van de vrije zaterdagmiddag, maakten de aanschaf van een zeilboot meer „ren dabel". De popularisering van de zeilsport zet zich voort na de Tweede Wereldoorlog. In het begin wat aarzelend, maar naarmate de welvaart toeneemt in een steeds sneller tempo. Nieuwe materialen als hechthout (een soort super-triplex) en polyester (met glasvezel versterkt plastic) maken het ver vaardigen van grote series boten tegen be trekkelijk lage kosten mogelijk. Het „won- der-materiaal" polyester vraagt bovendien Geleidelijk aan was het spelevaren tot wedstrijdzeilen geworden; het tijdperk van de grote, zeegaande jachten was aange broken, althans in het buitenland. De Ne derlandse wateren zijn minder geschikt voor het varen met grote schepen. Het wedstrijd zeilen op zee kwam hier dan ook hoege naamd niet voor, de pleziervaart beperkte zich tot de binnenwateren. Het is met name prins Hendrik („de Zeevaarder") geweest, Statenjachten bij de opening van de Middelburgse haven door koning Willem I op 1 augustus 1821. (Schilderij J. A. Koekoek; Zeeuws Museum). Kotter „De Sperwer" op het IJ te Amsterdam. (J. C. Korver jr., 1852). meer dan duizend schepen ingeschreven. Zoals al eerder gezegd: de belangstelling voor het wedstrijdzeilen was in Friesland bijzonder groot. De Sneeker Hardzeildag was (en is!) befaamd. Een verslag van de Sneeker Hardzeildag op 18 augustus 1847 spreekt van 18.000 toeschouwers en onge veer 900 vaartuigen nabij het wedstrijd water, waarop 44 hardzeilers om de eer en de aantrekkelijke prijzen streden. In de jachtbouw voltrokken zich inmid dels veranderingen. De scheepsbouw ont wikkelde zich van ambacht tot wetenschap, wat onder meer tot uitdrukking komt in de hiervoor al genoemde kotter, center board en schoener. Merkwaardig is, dat het schoenerjacht is ontwikkeld uit de schoener als bedrijfsvaartuig (de snelle visserschoe ners), terwijl uit hgt kotterjacht snelzei lende middelgrote koopvaardijschepen en loodsboten zijn ontwikkeld. De kottersche- pen, met hun scherpe boeg en hun overdaad aan tuigage, moeten een adembenemend schouwspel hebben opgeleverd, als we ten minste mogen afgaan op een beschrijving in „De Nederlandsche Sport" van 1882, waar te lezen valt: „Niets levert zulk een prachtig schouwspel op dan een vaartuig van dien bouw (kotter) in een stijve bries te zien manoevreren terwijl het onder vol tuig vaart. Alles verdwijnt geheel in de massa's zeildoek en de toeschouwers heb ben moeite om te begrijpen dat een vaar tuig, nauwelijks zichtbaar, een dusdanige vlucht kan torsen. Bij het zien van een jacht dat door de kracht van de wind ge heel op haar zijde ligt, waar de golven over het dek rollen en de steven de golven met een ongemene snelheid klievende, het schuim doen opspatten, kan de koudste mens niet onverschillig blijven. Bij de En- gelschen tenminste grenst alsdan de geest drift aan het zinnelooze en kan men dat gevoelen gemakkelijk begrijpen en deelen." die het wedstrijdzeilen in Nederland heeft gestimuleerd, onder meer door het beschik baar stellen van forse geldprijzen voor win naars van wedstrijden. Het midden van de vorige eeuw was ook de tijd waarin de eerste Nederlandse watersportverenigingen werden opgericht. De allereerste werd in 1774 opgericht in Amsterdam: „het zedelijk lichaam d'Aemsteljachthaven". Opmerkelijk is, dat van de watersportverenigingen uit die tijd ongeveer de helft thuishoorde in Friesland. In vergelijking tot voorbije eeuwen heeft in onze eeuw een stormachtige ontwikkeling van de watersport plaats gevonden. De Eerste Wereldoorlog bracht een grote om mekeer in maatschappelijke en economische verhoudingen. De tijd van de grote super- jachten met een voltallige, betaalde beroeps bemanning, gekleed in smetteloos wit, be hoorde voorgoed tot het verleden. De jacht- eigenaren stonden voortaan zelf aan het 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1977 | | pagina 19