te zeggen, dat daar wel eens de hand mee
wordt gelicht. Van de grondeigenaar
veelal de boer, maar ook vaak nog een
„groot-grondbezitter" wordt verwacht,
dat hij de wandelaar laat passeren over
het „pad", dat over zijn grond loopt. Van
de wandelaar wordt aangenomen, dat hij
geen schade aan gewassen, bomen en andere
beplanting toebrengt, en niet van de te
velde staande oogst steeltHoudt de
wandelaar zich daar niet aan, dan wacht
hem als hij betrapt wordt een forse
boete.
We hebben een paar wandeltochten ge
maakt over „public foothpaths" in het oude
Engelse graafschap Kent. Het ging langs
dichtbeboste „echte" paden, heuvel op,
heuvel af, totdat we op een bepaald mo
ment voor een boerderij stonden, waar de
weg ophield.
Op onze vraag, waar het voetpad nu
verder ging, wees de boer naar zijn erf:
„Dat moet u oversteken, dan het hek over,
het weiland in. Aan de andere kant van
de wei zet het pad zich naar het bos
voort." Vol verbazing hoor je zoiets aan.
Bij het hek, dat het weiland afsloot, was
een keurig „overstapje" van enkele treden
uit hout gemaakt. Dat bleek ook bij het
andere hek het geval te zijn, en we kwamen
die overstapjes onderweg nog meer tegen.
We hebben geen enkele boer ontmoet,
die er aanmerking op maakte, dat we over
zijn land liepen, ofschoon de graanoogst
nog in volle gang was. Wel waren er vrien
delijke mensen, die even een paar kinderen
op de fiets achter ons aan stuurden om
ons te vertellen, dat we verkeerd liepen...
Inderdaad, de „paden" zijn soms van dien
aard, dat je het spoor bijster kunt raken.
Onderweg hebben we nergens tekenen van
vernieling aan beplanting of afpaling ge
zien, die van wandelaars afkomstig zouden
kunnen zijn. Ook lag er vrijwel geen afval,
die er op zou kunnen wijzen, dat de voet
gangers die daar hadden neergesmeten.
Kennelijk denkt de Engelsman toch wat an
ders over milieu en natuur, dan heel wat
lieden bij ons. De bewoners van „Albion"
houden althans zo schijnt het van
wat „er leeft en groeit".
In de Engelse boekwinkels moet je soms
met moeite zoeken naar echte „literatuur",
maar boeken over de natuur, over tuinieren,
bomen, bloemen, vogels en andere dieren
liggen er te kust en te keur. De tuinen
en tuintjes in de buitenwijken, ook van
steden als bijvoorbeeld Londen, dragen in
meerderheid het kenmerk van een ver
zorgende, liefdevolle hand.
Ook de Engelse landbouwers schijnen een
andere instelling ten opzichte van de natuur
te hebben. Op één van onze tochten leidde
het „openbaar voetpad" over een groot,
"asgemaaid korenveld. Midden in het veld
stond een groepje bomen: tien vrij grote
eiken.
Hier waren geen boeren en (ook geen
herverkavelingscommissies), die meenden
dat daar de zaag maar in moestEr
was netjes om de bomengroep heen gezaaid
en gemaaid. Liever wat vierkante meters
minder opbrengst, dan een stukje natuur
schoon vernield.
Op verschillende plaatsen hebben we
kunnen constateren, dat de Engelse boer
als het maar even kan een boom
met rust laat, en niet direct aan het re
kenen (en daarna zagen) slaat
Je vraagt je dan af waarom in Zeeland
altijd de boom (en dus het landschap) het
„slachtoffer" moet zijn. „Vanwege nadelige
invloed op de grondopbrengst, en vanwege
de wendbaarheid van de gemechaniseerde
landbouwwerktuigen", zegt men bij ons.
Maar die landbouwwerktuigen schijnen nooit
last te hebben van foei-lelijke hoogspan
ningsmasten in het veld
Als de herfst in de lucht zit, de bladeren
vallen, en grote wolken langs de Zeeuwse
hemel zeilen, kan de lust tot wandelen je
bekruipen. Je weet nog een aardig weggetje,
maardan moet je over het land van
boer Xen die is daar niet op gesteld.
Dat leuke paadje zet zich voort langs de
akker van boer IJ, die ook al geen vreemden
op zijn grond wil
Zeeland kent nu eenmaal geen Engelse
tradities, ook geen Engels wandelaars-ge
dragVroeger waren er hier en daar
op de Bevelanden enkel paadjes, eigendom
van landbouwers, maar waar men op grond
van een dorpse traditie zich niet verzette
tegen het gebruik van die „dreefjes" door
dorpelingen. Er zijn hier en daar nu nog
paadjes over stukken grond, die naar daar
achtergelegen tuinen of landerijen leiden.
Daar mag gebruik van worden gemaakt
op grond van het recht van „doorgang"
of „uitweg", maar als wandelpaden zijn
die wegjes niet bedoeld.
Hoe zouden mensen, die bij „herfsterig"
(en ander) weer de wandeldrift voelen op
komen, aan meer wandelruimte in Zeeland
kunnen worden geholpen; wandelruimte
buiten de geijkte wegen om?
Zouden er Zeeuwse boeren zijn, die aan
beschaafde en goedwillende wandelaars
zouden willen toestaan om over hun land
te lopen, als ze zekerheid hadden dat het
koren niet werd vertrapt en de bieten
er niet werden uitgerukt? Zouden er boeren
zijn, die dat dreefje over hun wei wel
open willen stellen voor die voetganger,
die zijn vee niet opjaagt en geen „balletje
gaat trappen" temidden van de schapen?
Zulke wandelaars zijn er wel. Maar hoe
krijgt de boer zekerheid? Als de landbouw
organisaties nu eens kaarten gingen uit
geven (tegen betaling) die de houder het
recht verlenen typische landbouwwegjes,
dijkjes en velden te betreden.
Hierdoor selecteert men al zijn publiek.
Mensen, die er het geld niet voor over
hebben, zijn dus niet van die hartstochte
lijke wandelaars en landschapminnaars. Die
kaarten kunnen op naam komen te staan.
Het geld en dat hoeft echt geen paar
cent te zijn kan in een fondsje om
de kosten van de kaartenuitgifte en regis
tratie te bestrijden. Blijkt er een batig saldo,
dan kan dit naar een of ander „goed
agrarisch doel".
Aan deze „boeren-wandelkaart" zijn
strenge voorwaarden verbonden. Boeren,
die de wandelaars willen aanduiden, dat
zij van hun land gebruik mogen maken,
schilderen een groene ring om de toegangs-
paal van het hek, dat pad of wei afsluit,
of om het paaltje onder het bekende
bordje met „Verboden toegang". Let wel:
het gaat om wandelaars, en zeker niet
om brommers, fietsers en autorijders.
De boer, die vindt, dat een wandelaar
zich misdraagt, dieren opjaagt, planten
vernielt, moet het recht hebben onmiddellijk
de kaart in te nemen en op te sturen
naar zijn landbouworganisatie. Iemand,
wiens kaart is ingenomen, hoeft daar dan
nooit meer om een nieuwe te komen
voor het volgende seizoenBij ernstige
misdragingen heeft de boer dan meteen
naam en adres van de boosdoener.
Landbouworganisaties en boeren hoeven
overigens weinig angst te koesteren dat de
belangstellenden voor zulke wandelkaarten
zich aan vernieling of opjagen van vee te
buiten zullen gaan. Over het algemeen zijn
dit mensen, die daarvoor te veel van natuur,
landschap, ook van „het boerenleven" hou
den. Het zal ook een vrij kleine groep zijn.
Storm zal het niet lopen.
Maar er zijn honderden, die men met
zo'n wandelkaart ook al kost die geld
een groot plezier zou doen. Daarom leggen
we het idee ter discussie. Krijgt Zeeland
zijn „boeren-wandelkaart"?
Zal een „boeren-wandelkaart" goedwillende voetgangers meer van het Zeeuwse land
schap kunnen laten genieten? Foto: Paulus Maartense, Hoek.
25