Nagalm. Minder direct dan de ruimtevaart, zijn het ook de effectenbeurzen die door de onheilspellende nagalm van de oliecrisis van 19731974 duidelijk maken dat er een energievraagstuk bestaat. Iedereen kent wellicht het verhaal van Arabische oliesjeiks die in een handomdraai hele westerse on dernemingen zouden kunnen opkopen (en dat soms ook echt doen). Wie de beurs berichten leest, krijgt al spoedig in de gaten dat de olieprijzen, waarvan de prijzen voor andere brandstoffen worden afgeleid, van groot belang zijn voor onze wijze van pro duceren. Vooral aardolie is een economisch goed van de eerste orde. Dat komt omdat je van aardolie bijna alles kunt maken. De kerosine voor de vliegtuigen, de petroleum voor de landbouwtractoren, de benzine voor onze auto's, de zware stookolie voor elek trische centrales, de zogenaamde vóórpro- dukten voor de chemische industrie en voor de farmaceutische fabrieken het komt allemaal uit aardolie. Aardolie is één van de produkten waarvan je niets weg hoeft te gooien. Wij gebruiken er enorm veel van. Een stad met een miljoen inwoners heeft slechts vijf minuten nodig om de inhoud van een supertanker met aardolie te con sumeren! Tot aan de winter van 1973 deed zich het merkwaardige verschijnsel voor, dat de ui terst bruikbare energiedrager „aardolie" belachelijk goedkoop was. Het vloeibare, bruinzwarte goud werd verkocht tegen dumpingprijzen. Het westen, dat voor zijn industriële ontwikkeling steeds meer aard olie nodig had, molk vrolijk de oliebronnen leeg en iedereen dacht dat dit tot in het oneindige zo door kon gaan. Maar in 1951 had de alarmklok al geluid. Ouderen onder ons herinneren zich mis schien nog het optreden van de Perzische staatsman Mossadeq. Hij maakte wereld naam doordat hij de Anglo-Iraanse olie maatschappij wilde nationaliseren. Dit hield in, dat Mossadeq van mening was dat de rijkdom die in de vorm van olie onder het maaiveld van zijn land zat, eindelijk maar eens ten goede moest komen aan Perzië zelf, inplaats van aan de westerse, vooral Engelse, belanghebbenden. Mossadeq's naam zou wellicht allang vergeten zijn, als hij niet zo sterk tot de verbeelding had gesproken, door van tijd tot tijd in tranen uit te barsten. De huilende Mossadeq was destijds een soort interna tionaal symbool. Nu is zijn rol door wes terse staatslieden overgenomen. Zij wenen in stilte. Familie van vier. In 1973 waren de „oliesheiks" tot het inzicht gekomen, dat zij tot dusverre bezig waren geweest om onder eikaars aardolie- prijzen door te duiken. Hun onderlinge concurrentie maakte, dat het westen hen handig tegen elkaar kon uitspelen. Maar toen de sheiks dat eenmaal in de gaten kregen was dat gauw afgelopen. Zij vormden een soort kartel en joegen de aardolieprijzen in snel tempo op. Zij zijn in vier jaar tijds verviervoudigd. En de prijsstijgingen gaan door, want nog steeds is aardolie, in ver houding tot zijn waarde voor onze indu striële samenleving, erg goedkoop. De stijging van de aardolieprijs is er niet alleen oorzaak van dat de benzine voor onze motorvoertuigen duurder wordt. Ook de produkten zelf worden duurder. Er is namelijk geen produkt denkbaar dat ge maakt kan worden zonder dat er energie bij wordt gebruikt. En energie komt in hoofdzaak uit aardolie. Vaak komen ook de spullen waarvan men bepaalde pro dukten maakt, uit diezelfde aardolie. Dure aardolie betekent dus: duurdere produkten. De prijs die voor energie moet worden betaald is één van de vier factoren die bepalen hoe duur of goedkoop een land Nederland bijvoorbeeld kan produ ceren. De drie andere factoren zijn: de kosten van de arbeid, die nodig is om produkten voort te brengen de loonkosten dus; de prijzen van de grondstoffen die voor de vervaardiging van produkten worden ge bruikt (duur ijzer betekent b.v. dat de auto's ook duurder worden) en de kosten van kapitaal. Als de kapitaalrente hoog is, dan is het geld voor allerlei investeringen duur. Nu zijn deze vier factoren eikaars naaste familieleden. Spiraal. Met een eenvoudig voorbeeld kunnen wij laten zien hoe innig de vier leden van de familie met elkaar optrekken. De sheiks verhogen hun aardolieprijzen en daardoor wordt in de landen die op de aardolie aangewezen zijn, de energie duurder. De prijzen van produkten, die met energie zijn gemaakt, beginnen te stijgen want de fabrikant moet het ergens vandaan halen, nietwaar? Omdat de prijzen oplopen, zeggen de arbeiders dat hun lonen aan koopkracht verliezen, en gelijk hebben ze. De fabrikant ziet de redelijkheid van een bepaalde loon eis in en hij komt eraan tegemoet. De gevolgen van de looneisen voor de prijzen van de produkten die onze fabrikant op de markt brengt, kunnen niet geheel en al in die prijzen worden doorberekend. Dus wat doet de fabrikant? Hij besluit om zogenaamde diepte-investeringen in zijn be drijf te plegen. Zijn fabriek moet, eenvoudig gezegd, méér gaan produceren, omdat op die manier de verkoopprijzen per eenheid produkt, lager kunnen uitvallen. De diepte investeringen worden gebruikt om nieuwe machines en allerlei automaten aan te schaffen, waardoor de kostenfactor „arbeid" wordt teruggedrukt. Populair gezegd: de fabrikant vervangt arbeiders door machines, maar de prijs die de arbeidsmarkt hiervoor betaalt is werkloosheid. Het kapitaal voor de diepte-investeringen moet vrijwel altijd uit leningen worden verkregen. Maar de rente op leningen is, door een aantal oorzaken die wij hier niet hoeven te ontvouwen, ook hoger dan vroeger geworden. Al bij al is de situatie voor de fabrikant nu deze, dat hij zich geplaatst ziet tegen over: duurdere energie en grondstoffen; hogere loonkosten; duurder geld; hogere belastingen en sociale lasten. De belastingen en sociale lasten worden hoger, omdat vadertje Staat, in zijn streven om de slachtoffers van het economisch slagveld niet te laten verkommeren, óók geen veren van een kikker kan plukken. In de Nederlandse situatie komen de sociale uitkeringen overigens voor een groot deel uit de spaarpot van Slochteren: onze ENERGIE-OUDEJAARSAVOND (vervolg), aardgasbel. Zonder aardgas zou onze econo mie waarschijnlijk allang krakend ineen zijn gestort. Koorts. Het is wel merkwaardig, dat ons maat schappelijk leven zo sterk samenhangt met datgene wat er op energiegebied gaande is. De klap van de duurder wordende aard olie kunnen wij in Nederland opvangen, dankzij de aanwezigheid van een eigen energie-voorraad: het aardgas. Als het aard gas op is, en dat zal volgens de meeste deskundigen tegen 1990 het geval zijn, dan wordt ons energie-luilekkerland gesloten. Omdat de energie, en de prijs die zij kost, zo vitaal zijn voor de hele economie, doen zich op de geldmarkt allerlei rare verschijnselen voor. Er heerst een soort koorts, die wij „inflatie" noemen. De ener gieprijzen spelen in het ontstaan van in flatie een belangrijke rol. Als de olielanden op een kwade dag zouden besluiten om hun astronomische banktegoeden overal in de wereld op één dag op te eisen, dan zou de wereldeconomie die klap niet kunnen verdragen. Omdat de dreun in de olielanden even hard zou aankomen als bij ons, hoeven wij voor zo'n ramp niet direct te vrezen. Maar je weet het intussen maar nooit. De olie zit, door een speling van het geologische lot toe vallig in de politiek meest kwetsbare delen van de wereld. Een aantal staatslieden in dit deel van de wereld beheert de kraan 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1977 | | pagina 27