Van gul naar kabeljauw
i
Jo-Jc
Tekst: Henk Knol.
De late herfst en wintertijd staan bij zeer
vele zeevissers in het teken van de gul en
kabeljauw. Om maar gelijk misverstanden
te voorkomen, zullen we eerst even melden,
dat dit twee namen zijn voor één en dezelfde
vissoort. Met gul worden de kleinere exem
plaren aangegeven en de werkelijk zware
vissen krijgen het recht kabeljauw te heten.
Al van ouds wordt er onder de zeevissers
nogal eens getwist wanneer de naam gul
of kabeljauw gebruikt moet worden. De
één houdt de lengte als maat en de ander
vindt het gewicht maatgevend. Laten we het
er op houden dat bij een negentig cm of
een gewicht van vier a vijf kilo van kabel
jauw gesproken kan worden.
Kabeljauw is een erg graag geziene gast
van onze kustwateren zowel bij de beroeps
vissers als bij de sportvisser. Als werkelijke
sportvis staat de kabeljauw echter bij mij
toch een trede lager dan de zeebaars. De
zeebaars is meer een eerlijker vechter dan
de kabeljauw. De kabeljauw kan echter
bij een aanbeet het hart van een visser
een flinke sprong laten maken.
Ekonomisch is de kabeljauw een erg
belangrijke vissoort voor direkte consump
tie of op langere termijn. Gefileerd is het
een erg lekkere vis en bovendien is hij
ook nog een flinke traanleverancier. Ook
de lever en het kuit worden veel in de
conservenindustrie verwerkt.
Kuit wordt gerookt, gezouten of ingeblikt
en bevat veel vitamines. Het visvlees wordt
veel als zoute vis verkocht en is niet ge
schikt om gerookt te worden. Verdere
restanten worden naar de vismeelfabrieken
afgevoerd.
De familie der kabeljauwen is een nogal
uitgestrekte familie en kent verschillende
stand-populaties. Deze vissoort komt het
meest voor in de Noordelijke IJszee. An
dere plaatsen zijn o.a. rond Groenland, de
Noordzee, Oostzee, Barentszee en ook tot
aan de Amerikaanse kust. IJsland en de
Lofoten hebben enorme grote vangsten van
deze vissoort.
Het verspreidingsgebied hangt nauw sa
men met het voedselaanbod, maar vooral
de watertemperaturen zijn erg belangrijk.
Zo voelt deze vis zich heel erg best bij
temperaturen van 2 tot 10 graden Celcius,
stijgen deze temperaturen echter boven de
15 graden, dan hebben ze het niet zo best
meer naar hun zin. Dit is ook één van
de hoofdredenen dat we ze vaak ook op
wat dieper water moeten zoeken. De water
diepte waar we de kabeljauw kunnen vin
den varieert van enkele meters tot ruim
vijfhonderd meter.
Het is eerlijk gezegd een rare snuiter.
Ze zijn mooi getekend met hun okerkleurige
vlekken maar het model is echt geen
schoonheid. Bij de kleinste gulletjes is
de verhouding kop lichaam nog redelijk,
maar als de naam kabeljauw gebruikt wordt
zijn ze uitgesproken lelijk. Een knoert van
een kop met een enorme laadklep voorzien
van baarddraad. De bek is voorzien van
kleine tandjes die als een soort zaagje op
het gebruikte nylon kunnen werken (wees
dus gewaarschuwd). De buik is ook van
buitengewoon grote afmeting, terwijl het
staartgedeelte duidelijk wat te kort komt.
De kleur van diverse vissen kan onderling
erg veel verschillen.
Vissen van zandgronden afkomstig zul
len veel geler van kleur zijn en vissen
van kleigronden kunnen erg donker van
kleur zijn. De maximale lengte is ongeveer
anderhalve meter en het maximumgewicht
wordt geschat op een veertig kilo. Wie ech
ter vanaf onze kust er één van de helft
van dit gewicht weet te verschalken, mag
zich zonder meer een gelukkige visser
noemen. Gezien de afgelopen jaren er van
tijd tot tijd exemplaren gevangen zijn van
ruim dertig pond is zo'n gewicht zonder
meer mogelijk.
De laatste 10 a 15 jaren hebben we menig
maal zeer goede broedjaren gehad, zodat
de vooruitzichten voor de eerstvolgende
jaren erg zonnig genoemd kunnen worden.
Ook dit seizoen ziet er erg gunstig uit.
De hele zomer is er van tijd tot tijd kleine
gul gevangen (3035 cm). Begin september
werden er soms al mooie gulvangsten ge
maakt van vissen met een gewicht van
1 a 1,5 kilo. Het vangseizoen loopt van
september tot maart. September en oktober
r
de komst van de gul en november in de
regel de komst van de kabeljauw. Rond
de jaarwisseling vaak een inzinking met
eind januari februari vaak nog een kleine
opleving van de vangsten.
Kabeljauw komt zowel in kustwater voor
als in open zee. Ze maken vaak enorme
trektochten, niet alleen om te paaien, maar
het hangt ook samen met het soort voedsel.
Als ze het b.v. op de haring gemunt hebben,
dan volgen ze die gewoon op hun trektocht.
Beroepsvissers hebben bij de haringvis
serij vaak grote bijvangsten van kabeljauw,
die zich tot barstens toe vol hebben ge
propt met haring. Een volwassen vrouwtje
kan wel een half tot vijf miljoen eitjes
leggen. Deze eitjes zweven in het water
rond en worden op deze manier over een
groot oppervlak verspreid door wind en
water. De visjes, die hieruit ontstaan leven
eerst in de bovenste waterlagen en gaan
bij een lengte van een vier centimeter over
tot het bodemleven.
Vooral in het eerste levensjaar is de gul
een groot liefhebber van garnalen en aan
verwante waterdiertjes. Naarmate de vis
groter wordt, komt bijna alles op het
menu voor.
Als we na de vangst de maaginhoud in
specteren komen we alle mogelijke aas
soorten tegen. Vooral krabben staan boven
aan de lijst, dit kunnen zwemkrabben, maar
ook de gewone strandkrabben zijn. Het is
niet beslist noodzakelijk dat het zachte
krabben zijn. Normale harde krabben met
alles er op en aan, werken ze net zo ge
makkelijk weg. Verdere goede aassoorten
kunnen zijn: de zwarte tap of grote zwarte
zeepieren. Hebben we geen grote pieren,
dan kunnen we gewoon een aantal pieren
op één haak steken.
Ze zullen hun neus ook niet optrekken
voor verschillende schelpdieren, zoals mos
sels, kokkels of gapers. Vooral kokkels zijn
goed aan de haak te houden en de schelpen
hiervan zijn gemakkelijk open te maken.
Wulken schijnen ook goed te zijn, evenals
zandspiering of haring.
Kabeljauw deinst er zelfs niet voor terug
om hun soortgenoten of een makreeltje weg
te werken. Heremietkreeft is ook een goed
aas; het heeft echter het nadeel dat het
erg zacht is en dus eigenlijk alleen in
aanmerking komt voor de bootvisserij.
Ondanks de grote roofzucht van deze
vis is het in onze wateren erg moeilijk
een keer met kunstaas op de kabeljauw te
gaan vissen. In b.v. de Scandinavische lan
den wordt er bijna alleen met kunstaas op
gevist. Toch zijn er in onze wateren ook
wel vangsten met kunstaas gemaakt. In
genoemde Scandinavische landen wordt de
lepel vaak in combinatie met een grote
vlieg gebruikt. Op een 50 cm boven de
lepel wordt dan deze vlieg gemonteerd.
Deze vliegen doen het vaak dan nog beter
dan de lepel.
Voor geïnteresseerden zal ik hier even
het recept trachten te geven. We beginnen
met een grote haak te nemen, b.v. een
zalmhaak 5/0. We maken er eerst een rode
staart aan en wikkelen dan een dik lijfje
van gele chenille. Dit is net zulk spul
als van een pijpenrager, maar inplaats
van een kern van metaal heeft het een
kern van garen. We zetten bij het oog een
kraagje van zwarte fibers.
Waar en wanneer achter de kabeljauw?
We moeten de kabeljauw vooral langs de
steile kanten van geulen en platen of
kleiranden zoeken. Diepe putten en oude
scheepswrakken zijn goede visstekken. Goede
stekken kunnen we vinden vanaf de Zeeuw
se kust tot en met de Waddeneilanden.
Goede vangstplaatsen zijn o.a. Dishoek,
Vrouwenpolder (zowel strand als dijk),
strand van Haamstede en Ouddorp met de
Brouwersdam.
30