met veel wateroverlast. Wellicht was het
een dorado voor weide- en watervogels,
maar voor de ambachtsheren zal de streek
niet veel meer hebben opgeleverd. Maar de
inkomsten van de turfwinning hebben er
vast niet om gelogen en ook in die jaren
was het energievraagstuk al een belangrijke
aangelegenheid. Nog niet eens zo heel lang
geleden bestond de heerlijkheid van Hooge
lande uit een grillig patroon van weide-
perceeltjes, doorsneden met sprinken en we-
gelingen, waar een eenzame wulp zijn
melancholieke roep liet horen en de kievit
elke nieuwe lente buitelend en juichend be
groette. Het hierbij afgedrukte fragment
van de topografische kaart uit 1856 toont
ons nog duidelijk de toestand, waarin Hoo
gelande in de vorige eeuw verkeerde.
De toestand op het einde van de vorige
eeuw.
In het woordenboek der Zeeuwse dia
lecten komt onder meer de uitdrukking
voor: I maekt 'n öögelanse middag. Dat
betekent zoveel als: Hij komt te laat voor
het eten. J. Vader, eens als geen ander ken
ner van de Walcherense plattelander en
van de omstandigheden waaronder hij
vroeger leefde, kan niet genoeg worden
geprezen om wat hij ons daarover in zijn
vele publikaties heeft nagelaten. In Neer-
lands Volksleven van februari 1965 schreef
hij onder de titel 'T was 'n Oogelanse
Maeltied een kostelijk verhaal over de streek
van Hoogelande dat ik U alhoewel wel
sterk ingekort toch niet wil onthouden.
Rond 80 jaar geleden liep een wandelaar
die vanuit Middelburg de streek van Hooge
lande wilde bezoeken, nog doodkalm over
de met kinderhoofdjes bestrate Seisweg in
westelijke richting. Om Hoogelande te kun
nen bereiken moest de wandelaar een half
uurtje buiten de stad links afslaan. Over
een smalle en hobbelige „aerde wegt" zet
h" zijn tocht verder voort. Het weggetje
slingert door een boomloos en uitgestrekt
weidegebied. Midden in het eenzame ver
laten oord stond de ruïne van een kerk
die in de tachtigjarige oorlog verwoest
werd. Alleen in de hoogzomertijd kon de
wandelaar zijn tocht naar de oude ruïne
voortzetten. Anders was de kans groot dat
de weg met grote delen van het ambacht
blank stonden.
In een droge tijd kon hij dus zijn weg
vervolgen. Er waren slechts enkele ver
spreide stukjes bouwland. De rest was
weiland waarop het wemelde van jong vee,
dat eigendom was van wijd en zijd op
Walcheren verspreid wonende boeren en
veehouders. Vlak bij de ruïne lag een klein
eenzaam hoefje. Zijn bewoner Groenen-
berg hield een waakzaam oog op het
leger herkouwers. In het najaar werd het
vee weer naar huis gehaald. De eigenaren
of pachters van het bouwland woonden
wat dichter in de buurt, aan de Seisweg
of in Krommenhoeke.
De arbeiders die op de akkers werkten,
gingen 's middags naar huis eten. 's Mor-
vens vroeg gingen ze naar hun werk en
namen een zakje met brood en een „puzze"
koffie mee. (Een blikken kannetje noemde
men een puzze). Om 9 uur dronken ze
koffie en aten ze brood langs een greppel
of een slootkant. Maar feitelijk wisten ze
van uur noch tijd, want een horloge be
zaten ze niet. Om toch zo goed mogelijk
de tijd te kunnen bepalen, namen ze een
dikke stok mee, die vertikaal in de grond
werd gestoken. Als echte natuurkinderen
konden ze aan de schaduw aflezen, hoe
laat het ongeveer was. Op dagen dat de
zon het liet afweten, werd de tijdsbepaling
moeilijker. De dichtstbijzijnde kerkklok was
te ver weg om te kunnen horen hoe laat
het was. Alleen hun knorrende magen dien
den dan als tijdmeter.
Erg betrouwbaar waren de organen nu
ook weer niet en tenslotte gingen ze dan
meestal huiswaarts „op de gis". Ze kwamen
dan of te vroeg of te laat thuis. Waren
ze te vroeg, dan liepen ze de warme hap
mis en moesten ze het doen met boter
hammen met stroopvet of een „kripje"
spek. Kwamen ze te laat thuis, dan waren
de aardappels en de groente al lang gaar
en was er van „smakelijk" eten evenmin
sprake meer. Beide maaltijden werden
„Oogelanse maeltieden" genoemd en even
hartgrondig verwenst. Het „lezen van de
stok" is inmiddels al jarenlang in onbruik
geraakt.
De latere ambachtsheren.
Verscheidene leden uit het geslacht van
Hoogelande zijn in het stadsbestuur van
Middelburg aktief geweest. Omstreeks 1500
was dat Ewoud Hugense van Hoogelande.
Tussen 1500 en 1521 zat Lieven Hugense
van Hoogelande in het stadsbestuur. Ridder
Ewoud Lievense van Hoogelande was in 1515
baljuw van Middelburg en van 1518 tot
1526 zat hij in het stadsbestuur. Tenslotte
was in 1546 ridder Lieven Lievense van
Hoogelande lid van het stadsbestuur.
Met Jaspar Lievense van Hoogelande ver
huisde een lid van de Zeeuwse stam naar
Holland. Aanvankelijk was ook hij lid van
het stadsbestuur van Middelburg en daarna
achtereenvolgens raadsheer in Den Haag
en president in Utrecht. In 1554 werd
hij benoemd tot raad des keizers in Holland.
De familie van Hoogelande bewoonde
in Middelburg het huis De Witte Hazewind
in de Lange Delft. In 1612 vermaakte Mag-
dalena van Hoogelande, weduwe van Jan
Matens, het pand aan het Gasthuis. In 1865
werd het verbouwd tot openbare school.
De kroniek van Smallegange beschrijft het
familiewapen als een schild van zilver met
daarop een blauwe druiventros, met een
groen blad en ranken, het bovenste derde
deel van azuur en daarop drie gouden
kronen naast elkaar.
Ridder Ewoud Lievense van Hoogelande
die in 1515 baljuw van Middelburg was,
voegde aan het ambacht dat hij in Hooge
lande van zijn vader had geërfd, een ge
deelte toe dat voorheen eigendom was
20