ENERGIECRISIS...
een logisch gevolg van onze
eisen aan de welvaartsstaat
Tekst: A. F. Koopman.
Er is een tijd geweest waarin de elektriciteit als geruisloze helper van ie
dereen werd bejubeld. Het was een populair produkt. Op de vooroorlogse
kermissen trad een elektrische magiër op, onder de naam „Robot Volta".
Deze merkwaardige man joeg zijn toeschouwers de stuipen op het lijf door
een beeldschoon meisje aan een paar elektrische draden te bevestigen. Hij
zette, door ingewikkelde handelingen aan een schakelbord te verrichten, het
lichaam van het meisje onder spanning en begon vervolgens grote gloeilampen
en zelfs fakkels tot ontbranding te brengen door ze tegen het lichaam van
het in „helse pijnen" kronkelende meisje te duwen. De show was buitengewoon
populair. Niet minder attractief waren de „Lumiere"-theaters, de eerste bio
scopen, die in kermistenten waren ondergebracht en die hun bestaan al even
zeer als Robot Volta, dankten aan de elektriciteit.
Er waren voor de oorlog kwartetspelen,
gewijd aan elektriciteit. De spelers konden
straalkachels uitwisselen tegen strijkbouten
en elektrische treinen tegen stofzuigers.
„Mag ik van jou de badkamerlamp, dan
krijg jij van mij de looplamp!" Zo ging
dat in die dagen. Erg populair was een
liedje met het volgende refrein:
„Doe het elektrisch
Doe het elektrisch—
Dat is de grootste zaligheid.
Kracht en warmte krijg je nu
voor een krats per kWu
doe het met elektriciteit!"
Het tempo waarmee apparaten die op
elektriciteit werkten aan de gemeenschap
werden toegevoerd was verbijsterend. De
Nederlandse huisvrouwen waren nog maar
net aan het strijkijzer gewend, of daar
kwam de stofzuiger al aan. Zij hadden
nog maar nauwelijks leren werken met het
elektrische broodrooster of daar werd de
elektrische melkkoker al aangeboden. De
elektrotechnische industrie bloeide als geen
andere.
De huishoudingen veranderden in korte
tijd van plaatsen waar het handwerk in
ere werd gehouden, in kleine industrietjes.
In de echte industrie bracht de elektrici
teit intussen een omwenteling teweeg. Zij
verjoeg de handenarbeid uit de fabrieken
en maakte de industriële massaproduktie
mogelijk. Daardoor steeg de algemene wel
vaart van ons land, maar ook nam het
aantal voortgebrachte goederen toe.
Als bijverschijnsel van dat proces leerden
wij in de zestiger jaren een nieuw woord
kennen: „milieu-aantasting". Kort daarop
wederom een nieuw woord: „energie-crisis".
En later deden andere begrippen opgeld,
zoals: „matiging van de economische groei",
„schaalverkleining", „nulgroei", klein is fijn"
enzovoort.
In de jaren zeventig van deze eeuw brak
in Nederland en in tal van andere hoog-
geïndustrialiseerde en welvarende landen,
een periode van bezinning aan. Bezinning
op de vraag: wat doen wij nu eigenlijk?
En: hoe lang kunnen wij nog op deze ma
nier doorgaan?
Het antwoord op de vraag wat wij nu
eigenlijk aan het doen zijn, kan snel worden
beantwoord. Wij zijn met ons allen bezig
om de schatten die in de aardbodem ver
borgen liggen brandstoffen en grond
stoffen op twee manieren uit te putten.
1. Door steeds meer produkten te kopen,
die ten koste van brandstoffen (energie!)
en grondstoffen (materiaal!) zijn vervaar
digd, en
2. Door steeds korter met deze dingen
te doen en steeds meer energie per hoofd
van de bevolking te gebruiken om ons leven
comfortabel en aangenaam te maken.
Kijk naar de keuken.
De meeste mensen zijn zich er nauwelijks
van bewust dat hun energieconsumptie in
enkele tientallen jaren tijds zo opzienba
rend is toegenomen. Het is ongemerkt ge
gaan. Maar bekijk voor de aardigheid de
keuken in uw eigen huis eens met onder
zoekende blik, dan zult u misschien schrik
ken van de energie-intensieve uitmonstering
die u daar aantreft.
Een goede twintig jaar geleden vond
men de volgende elektrische apparatuur in
een doorsnee keuken:
een gloeilamp van 75 Watt aan het
plafond;
een elektrisch strijkijzer in de kast.
De elektrische aansluitwaarde van die
twee dingen bedroeg 1075 Watt. Maar nu
moet u de toestand in een doorsnee-keuken
van vandaag eens in ogenschouw nemen!
U vindt er:
lampen op meer dan één plaats;
een geiser of elektrische boiler;
een gasoven en/of een elektrische grill;
een wasautomaat;
een elektrisch broodrooster;
een elektrische frituurpan;
diverse keukenmachines, voor snijden,
klutsen en malen;
een elektrisch koffiezetapparaat;
een elektrisch stroomstrijkijzer;
een koelkast.
De elektrische aansluitwaarde van al deze
spullen tesamen bedraagt meer dan tien
duizend Watt!
Er zijn rondweg vier miljoen huishou
dingen in Nederland, hetgeen overeenkomt
met een gelijk aantal keukens. In ongeveer
de helft van de keukens vinden wij de
apparaten die hierboven zijn opgesomd. De
elektrische aansluitwaarde van al die keu
kens tesamen bedraagt 20 miljoen kilo-
Watt. En dan praten wij nog niet eens
over de twee miljoen andere keukens waar
Alle vaste vloerbedekking van Europa bij elkaar is waarschijnlijk genoeg om er een gemiddelde woestijn mee te bekleden.
5