J De Schelde-loop. Tenslotte bestond er in de Romeinse tijd een Schelde-tak, die tussen Noord-Beveland en Walcheren de zee bereikte. Aanvankelijk was de diepte van de Oos- terschelde gering. Bij laag water was hij zelfs doorwaadbaar. Nochtans moet hij bevaarbaar zijn geweest voor de primitieve schepen van toen, zodat langs zijn oevers al vroeg bewoning ontstond. Dat blijkt on dermeer uit de sporen van inheems-Romeinse bewoning uit de eerste eeuw na Chr., die men aantrof langs de oostelijke Schelde- oever van Noord-Beveland. Bovendien bracht bodemkundig onderzoek dat onlangs werd verricht door de werkgroep Zeeland van de archeologische werkgemeenschap voor Nederland de restanten van een huis plattegrond aan. Het ligt in een buitendijks gebied ten westen van Colijnsplaat. De gevonden resten dateren uit de eerste helft van de eerste eeuw na Chr. Het oorspronkelijke gebouw stond op het veen langs een kreek in of langs de rand van een bos. Het huis was eertijds omgeven door een palissade. De plattegrond had af metingen van 20 bij 5,5 m. Het huis moet gekonstrueerd zijn geweest van palen, waar van alleen de restanten zijn teruggevonden. Verder zeewaarts van deze vindplaats ontdekte men in 1970 de Nehalennia al taren, die omstreeks 200 na Chr. door de zee werden overspoeld. De gedane vondsten versterken het vermoeden, dat langs de kust van Noord-Beveland toen al een vaarwater lag, dat op de een of andere wijze in verbinding stond met een der Schelde-armen. De (Ooster)Schelde tussen Schouwen en Noord-Beveland. Veel meer dan vroeger het geval was, zoeken vakantiegangers tegenwoordig hun vertier langs de Noordbevelandse Schelde- oevers om er te vissen, langs de waterkant te struinen of om er gewoon wat te luieren en uit te rusten van de bekommernissen van alledag. Ze genieten er van de verge zichten, van de wolkenluchten en van vele andere dingen die een zomerdag aan het waterfront zo genoeglijk kunnen maken. Daarbij aanvaarden ze wellicht de nollen, de kupen en het verdronken land als nor male elementen die bij dat speciale land schap behoren. Dit artikel wil de belang stellende rekreant enig inzicht geven in wat zich in de loop der tijden langs de Noord-Bevelandse Schelde-oever heeft af gespeeld en welke veranderingen zich als gevolg daarvan hebben voltrokken langs dat door rampen geteisterde gebied. Sinds mensenheugnis ontspringt uit een bron in het Noord-Franse heuvelland een stroompje dat noordwaarts vloeit. Onder de naam Schelde zocht het van oudsher zijn weg naar het lage land, waar het zich in verschillende zij-armen vertakte. De bron van de Schelde ligt ongeveer 20 km zui delijk van de stad Cambrai (Kamerijk) bij de Sint Maartensberg. Over de plaatsen waar de Schelde-armen, lang voor de jaartelling begon, in zee stroomden, zijn in de loop der jaren allerlei theorieën ontwikkeld. Alleen de gegevens die na de tweede wereldoorlog door geologen, bodemkundigen en historiekenners verza meld konden worden, stelden hen in staat ons daaromtrent meer inzicht te verschaf fen. Zo kwam de geoloog dr. Van Rummelen door zijn onderzoek naar de bodemgesteld heid van Zeeland en West-Noordbrabant Noordbeveland en Schouwen omstreeks 1300. Overgenomen uit de geschiedkundige atlas van Nederland. daartegen te verweren. Het zijn de lid tekens die het land uit deze strijd heeft overgehouden. Het woordenboek der Zeeuw se dialecten geeft voor kupe de volgende verklaring: Kupe betekent land, liggend tussen inlaagdijk en oude, door dijkval of doorbraak bedreigde zeewering. Uit de kupe werd klei voor de inlaagdijk gegraven. Het woord „nol" komt in het betreffende woordenboek niet voor, evenmin als het woord „bout", dat in andere delen van Zeeland dezelfde betekenis heeft. Het waren dijkgedeelten, die overbleven nadat de wa terkering van een polder was verdwenen en de polder geheel of gedeeltelijk was verdronken. Op de bijgaande schets is een en ander overzichtelijk afgebeeld. Bergen op Zoom stroomde die ter plaatse waar later Brouwershaven ontstond, zee waarts vloeide. Ongeveer 5000 jaar geleden zou deze rivier zijn loop meer westelijk hebben verlegd en ontstond er tevens een zijtak die ongeveer de richting van de huidige Oosterschelde volgde. Op grond van bepaalde gegevens veron derstelt dr. C. Dekker in zijn studie over de historische geografie van Zuid-Beveland, dat er een tijd is geweest dat noordelijk van de lijn Kattendijke Wemeldinge, de kustlijn in de richting van Stavenisse liep. Deze noordelijke kustlijn zou tijdens de beruchte stormvloed van 1134 op verschil lende plaatsen zijn ingebroken, waardoor een groot stuk land wegviel en enkele tot de konklusie dat 5000 tot 10000 jaar geleden vanuit het zuiden een rivier langs grote kreken ontstonden. Eén van deze kre ken liep tussen Yerseke en Scherpenisse in oostelijke richting en bracht een door braak teweeg naar de zuid-noord stromende Schelde. Van toen af zou de Schelde, ko mende uit het zuiden, bij Reimerswaal zijn loop westwaarts hebben verlegd en zou de noordelijke stroom zijn betekenis hebben verloren. Het eiland Schouwen werd bedijkt in de loop van de twaalfde eeuw. Zijn begrenzing langs de Oosterschelde lag toen veel zui delijker dan thans. Vermoedelijk werd het oude Noord-Beveland bedijkt omstreeks het eind van de twaalfde eeuw. Ten noorden ervan lag destijds nog het eiland Woringhe- zant of Orizand. Het was onbedijkt en bestond uit duinen, schorren en slikken. Vermoedelijk heeft daar eens de tempel gestaan, waarvan de altaren in 1970 zijn opgevist. Een stroom het Faal geheten scheidde Orizand van Noord-Beveland. ihormüh4Z Zted li

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1978 | | pagina 11