Sue* Ciypttti h petit LtnJt/t. ^Kcntunbifcht Deel van een kaart van Vlaanderen met Walcheren. Zuidbeveland en Tholen. Noord- beveland is er vaag op aangegeven als verdronken land. (Uit: Beschrijvinghe van alle de Nederlanden door Loyvijs Guicciardijn, Edelman van Florencen. 1617). Tussen de noordkant van Orizand en de zuidkant van Schouwen vond een tamelijk smalle Oosterschelde zijn weg naar zee. In de loop der jaren moest langs de zuidkust van Schouwen gedurig land worden prijs gegeven. Deze afslag ging door tot het eind van de 18e eeuw. Het oude Noord-Beveland verdronk in de jaren 1530 en 1532. Als gevolg van die landverliezen werd de bedding van de Oos terschelde tenslotte veel breder dan voor heen. Een korte vermelding van de rampen die het eerste Noord-Beveland hebben ge troffen en van de angsten en zorgen waar onder zijn bewoners gebukt gingen, mag in dit verband niet onvermeld blijven. Het eerste bericht van een stormvloed die Noord-Beveland getroffen zou hebben, dateert van 2 februari 1288. De omvang van de schade die de St. Aagtenvloed er toen veroorzaakte, is niet duidelijk. Het feit dat de na 1228 bij Emelisse gestichte vrou wenabdij van Ter Doest tussen 1291 en 1302 naar Waterlooswerve bij Aagtekerke op Wal cheren werd verplaatst, houdt waarschijn lijk wel verband met de minder gunstige toestand van de zeewering. Volgens de ge schiedschrijver Reijgersberch braken op Noord-Beveland verscheidene dijken door als gevolg van de St. Catharina-vloed op 25 november 1304. In 1318 was er weer sprake van een stormvloed die schade toebracht. Het feit dat in 1328 de landsheer op het eiland twee dijkgraven aanstelde, houdt daar waar schijnlijk wel verband mee. In 1334 schijnen er weer ernstige overstromingen te hebben plaatsgevonden. In een brief van 15 oktober 1337 richtten de bewoners zich tot graaf Willem IV met het verzoek hen geld voor te schieten voor de drooglegging van het eiland. In 1341 werden er twee nieuwe in- laagdijken aangelegd. In een brief van graaf Willem IV van 1 april 1341 wordt geschreven over „de noet en de vrese van der dijek- aedsen in Noertbevelant". In de jaren 1357 en 1377 was er vermoedelijke weer sprake van stormschade. Of de dijkgraven zich altijd op de juiste wijze van hun taak gekweten hebben, mag ernstig betwijfeld worden. Daarop wijst ook het feit dat in 1396 de grafelijke rent meester werd belast met het oppertoezicht van de dijkage op Noord-Beveland. In 1421 was er sprake van ernstige twee dracht tussen de polderbesturen, waardoor het eiland in groot gevaar verkeerde. Op 18 of 19 november van dat jaar werd Noord-Beveland zo zwaar door de St. Eli- sabethvloed getroffen, dat graaf Jan van Beieren aan de bewoners voor de tijd van zes jaar vrijstelling verleende van schot en bede. Het herstel van de aangerichte schade heeft vermoedelijk enkele jaren geduurd. Tijdens de Cosmas en Damianusvloed op 27 september 1477 was er opnieuw sprake van ernstige schade. De dijken verkeerden op het eind van de 15e eeuw in zorgwek kende toestand en er konden nauwelijks personen worden gevonden die het dijk graafschap wilden pachten. In arren moede wendden de eilandbewo ners zich tot Karei V om hulp. Ze konden het dijkherstel niet meer zelf bekostigen. De landsheer beloofde hen de gevraagde hulp, maar eer het zover was, sloeg de zee genadeloos toe. Op 5 november 1530 over spoelde de St. Felixvloed het eiland en enkele kleine gedeelten die zich staande wisten te houden, gingen ten onder tijdens een stormvloed op 2 november 1532. Aan herstel van het oude Noord-Beveland viel niet meer te denken, het water had ge wonnen. Het duurde tot 1598 eer op de verdronken gronden opnieuw een polder werd bedijkt, nl. de Oud-Noordbevelandpolder. Met wis selend sukses volgden de bedijkingen elkaar op. De laatste polder die er bedijkt werd, was in 1856 de Spieringpolder. Naarmate het verdronken land opnieuw werd bedijkt, hervatte ook het water zijn pogingen het nieuwe land weer in zijn bezit te krijgen. Door stroomaanval met als gevolg ver dieping van de vooroever, kreeg vooral de Een aaneenschakeling van inlaagdijken. kupen en nollen. De grote of paardekupe met op de achtergrond de Zeelandbrug. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1978 | | pagina 12