De twee nollen vóór de grote- of paardekupe.
noordkust het zwaar te verduren. Oever-
afschuivingen en dijkvallen veroorzaakten
landverlies, dat men door de aanleg van
inlaagdijken zoveel mogelijk trachtte te be
perken. Deze ontwikkeling zette zich voort
gedurende de 17e en de 18e eeuw. Eerst
tegen het begin van de 19e eeuw is men
op verantwoorde wijze begonnen de onder
zeese oever te verdedigen en de verdieping
een halt toe te roepen.
Hoezeer de kustlijn langs de noordelijke
oever van Noord-Beveland door de stroom-
aanval te lijden heeft gehad, blijkt duidelijk
uit het afgedrukte kaartje, waarop de toe
stand is weergegeven zoals die was in het
jaar 1901.
De in de loop der jaren verworven kennis
van en inzicht in het gedrag van water
en stroom, stelt de mens thans in staat
offensieve handelingen te plegen jegens zijn
belager.
Ofschoon de toestand, althans boven de
laagwaterlijn, er de laatste 43 jaar nau
welijks is veranderd, wil ik desondanks met
u nog gaarne in woord en beeld een tocht
maken langs de noordkust van Noord-
Beveland, waar de grillige kustlijn met zijn
nollen en zijn kupen getuigenis aflegt van
de onbetrouwbaarheid van de waterwolf.
Langs nollen, kupen en verdronken land.
De meeste punten van de te volgen route
zijn per auto of fiets bereikbaar. Zo hier
en daar moeten echter wel kleine wande
lingen worden gemaakt, teneinde de meest
markante punten van dichtbij te kunnen
bekijken.
We beginnen bij de in 1961 voltooide
vissershaven van Colijnsplaat in de Oud-
Noordbevelandpolder. Deze polder werd be
dijkt in 1598. maar in de loop der jaren
moest een deel van zijn grond opnieuw
aan het water worden prijsgegeven. De
eerste kupe die we tegenkomen is de
grote- of paardekupe. De inlaagdijk, waar
over een verharde weg ligt, werd aangelegd
in 1737. Aan de zeezijde van deze kupe
liggen twee nollen. Het zijn de resten van
een zeedijk, die in 1750 verloren ging.
De inlaagdijk waarover we onze tocht
begonnen, werd in 1829 verlengd, waardoor
opnieuw een kupe ontstond. Aansluitend
tegen de zeedijk die deze kupe tegen het
buitenwater beschermt, liggen vier nollen.
Ze leveren ons opnieuw een duidelijk bewijs
van het feit dat hier herhaaldelijk land
verloren is gegaan. De afgedrukte foto
laat ons twee van deze nollen zien. Ze
omsloten vroeger de zogenaamde Wantes-
kupe, die in 1728 verloren ging. In 1866
spoelden er de resten bloot van een be
graafplaats en een kapel. In 1925 werd de
fundering zichtbaar van een gebouw, waar
van de noordelijke gevel van twee ronde
torens was voorzien. Vermoedelijk zijn het
de resten geweest van een klein kasteel,
dat eens toebehoorde aan de heren van de
heerlijkheid Emelisse. Door oeverafname zijn
deze herinneringen uit een ver verleden
inmiddels weer verdwenen.
Voor het meest westelijke deel van de
Oud-Noord-Bevelandpolder ligt de zoge
naamde Oesterput. Deze kom ontleent zijn
naam aan het feit dat er in de tachtiger
jaren van de vorige eeuw een oesterput
werd aangelegd en geëxploiteerd. Deze ex
ploitatie duurde slechts enkele jaren. In
1889 werd er een los- en laadplaats voor
schepen aangelegd, omdat de landbouwha-
ven van Colijnsplaat vooral tijdens de bie-
tenkampagne te klein was. Thans doet de
oesterput ook als landbouwhaven geen
dienst meer. Het is nog altijd een gelief
koosd oord, vooral voor onze zuiderburen,
ofschoon het geheel er verwaarloosd en
rommelig bij ligt. De er achter gelegen kupe
De voormalige landbouwhaven „Oesterput".
Gezicht op de voormalige Wanteskupe.
13