Enige informatie voor
toekomstige ruimwatervaarders
Wat visbezetting betreft moeten deze
wateren kunstmatig op peil gehouden wor
den. De Grevelingen en het Veerse Meer
zijn de twee grootste probleem-kinderen.
Wat de Grevelingen betreft wordt ge
tracht een visbezetting te behouden, die
dat van zout getijdewater het dichtst be
nadert. De vissen kunnen zich op dit water
niet voortplanten en men moet er elk jaar
een flinke hoeveelheid vis aan toevoegen
om de bestaande hoeveelheid te handhaven.
Er werd de laatste jaren door een beroeps
visser in de Oosterschelde speciaal op
pootvis voor de Grevelingen gevist. Samen
met de vissluizen in de dam moet nu ge
tracht worden de visstand op peil te hou
den. Speciaal glasaal en jonge platvisjes
zullen door deze sluizen binnen moeten
komen. De Grevelingen heeft ergens ook
behoefte aan roofvis en in navolging van
het Veerse Meer heeft men hier nu ook
forel uitgezet.
Het Veerse Meer is ergens het aller
grootste zorgenkind van de Zeeuwse Delta.
Hier is de laatste jaren geen aanvulling
meer geweest van platvis. De paling met
de forel zijn nu de belangrijkste vissoorten
op dit water.
Er wordt nog wel een enkele platvis
gevangen, maar dit is een erg teruggelopen
Er gaan steeds meer mensen het grote
Zeeuwse water op. Let wel; met steeds
kleinere bootjes! In showrooms en op ten
toonstellingen wordt vrijwel alles boven
een meter of vier a vijf als „zeewaardig"
aangeprezen; dat is een machtig verkoops
argument geworden. Hebben die boten maar
een ietwat scherpe kop, wat vrijboord, drijf-
vissoort. In de omgeving van de sluizen
te Kats hebben we nog de meeste kansen,
omdat er elk voorjaar met het op peil
brengen van de zomerstand van het water
(70 cm er bij) altijd wel platvis mee naar
binnen komt. Ook komt er dan wel glasaal
mee het meer op.
Het is de bedoeling om de belangstelling
voor de forelvisserij wat meer te vergroten.
Straks als de open dam van de Ooster
schelde gereed is hebben we er weer een
water bij dat veel observatie nodig heeft.
Komen er dan veranderingen in de vis
stand, schelpdierencultuur, plantengroei of
zoutgehalte? Het bestaan van vele van
deze levende wezens hangt nauw samen
met stroomsterkte en/of zoutgehalte. Het is
heel goed mogelijk dat er vissoorten of
planten zullen verdwijnen, of in het gun
stigste geval zullen bij komen.
De openingen kunnen ook intrek van vis
soorten gaan hinderen of bepaalde soorten
als b.v. makreel, zeebaars, fint, e.d. daar
ter plaatse doen blijven. Verder zal er
voor de zeevisser het probleem van de aas
voorziening groter om worden.
Een volgende keer zullen we het Veerse
Meer in het licht van de forel-uitzettingen
wat nader proberen te bezien.
Goede vangst.
vermogen en stabiliteit dan heeft men het
over „zeewaardigheid": een niet in formules
of regels vast te leggen eigenschap. Landen
als Engeland, Noorwegen en Zweden
waar men vrijwel uitsluitend langs de kus
ten vaart en vist bouwen inderdaad
betrouwbare kleine vaartuigjes voor varen
buitengaats en op groot water. Hier in
Nederland ligt dat anders: men fabriceert
veel voor middagvaren bij mooi zomerweer
op de plassen en sommigen praten die
huikjes aan voor vissen op zee bij goed
weer! Men laat een foto of prijscourant
zien waar het bootje op stil ruim water
gebruikt wordt en probeert de adspirant
koper te overtuigen.
De ondeskundigheid van hen die een
eerste boot willen kopen staat vast. Men
vertrouwt op de eerlijkheid en de bewe
ringen van de verkoper, ziet het bootje
onder optimale weersomstandigheden, en
niet bij windkracht 5 op de Oosterschelde.
Er zijn Nederlandse bouwers die een kwa
liteit-service-document leveren bij de boot,
aanbevelingen en zelfs waarschuwingen.
Anderen beweren tegen collega's: hoe meer
ik waarschuw, hoe minder ik verkoop!
Tweede punt: een goede kleine motorboot
zal bij zeegang en harde wind nog lang
„doorvechten", maar hoe „zeewaardig" zijn
de opvarenden? Wie gauw last heeft van
evenwichtsstoornissen en zeeziekte kan beter
van de wal af gaan vissen of op het
Veerse Meer gaan varen. Vaarkennis, voor
uitdenken, rekening houden met slecht weer
en mist, goed weten om te gaan met de
aanhang- of inbouwmotor: straks daarover
iets meer!
Eerst: de boot.
Ook midden in de winter ziet men op
Oosterschelde, Grevelingen en andere grote
wateren (niet zelden ook op Roompot en
Westgat) heel kleine bootjes varen en voor
anker liggen. In de winter bijt de kabeljauw
het best: de sportvisserij gaat steeds verder
uit de kust. Daarbij draait alles om een
flinke goed uitgeruste boot met noodsig
nalen en reddingsmiddelen aan boord voor
het geval datDe getemde en onge
temde Zeeuwse wateren eisen meer dan
men op het eerste gezicht denkt!
Natuurlijk: hoe kleiner en lichter de boot,
des te goedkoper en des te gemakkelijker
mee te nemen achter de auto op een trai-
lertje! Maar ook, hoe kleiner, hoe meer
weerafhankelijk en hoe minder zeewaardig.
En altijd: motorafhankelijk. Elke boot moet
reservedrijfvermogen hebben, zodat ze bij
onverhoopt volslaan of omslaan zichzelf,
de motor, de inventaris en de opvarenden
blijft dragen. De meeste polyesterboten van
thans zijn dubbelschalig met hardschuim
tussen binnen- en buitenhuid: dus drijf-
vermogen. Ook de sterkte is van belang.
Beter een iets kleinere zwaargebouwde vlet
of topmerk visboot met scherpe kop, royaal
vrijboord en schuilkapje dan een holle,
lege romp met stompe kop en enige du
bieuze constructieve oplossingen om het ge
heel binnen een zacht prijsje te houden!
Planeer-plassenbootjes hebben dikwijls
een heel lage achterspiegel voor de (goed
kopere) kortstaartmotor. Voor Zeeland
en ander ruim water moet u een boot
hebben met hogere spiegel en daarvoor
een waterdichte zelflozende motorbun voor
de buitenboordmotor. De bodem van de
motorbun moet met twee of drie man
aan boord achterin zittend minstens
20 cm boven water blijven: nog niet te veel,
uw voortstuwer kan ook dan afslaan bij
hoge golven van achter. Wil de boot met
de kop omhoog gaan bij vol vermogen op
kalm water, berg dan de zware inventaris
stukken zoals anker, kookgasfles, etc. hele
maal vóórin: dat scheelt allicht wat! Het
voorschip moet op de waterlijn scherp
zijn, de spanten uitwaaierend naar het
brede voordek. Dan bruist de boot niet,
ze „zet goed in" bij golven en vaart moeite
loos tegen felle stroom op.
Een „preekstoel" voorop verdubbelt de
veiligheid als u op het voordek moet zijn
Voorjaar 1977 Foreluitzetting in het Veerse Meer.
Door: G. van Schaick Zillesen
24