DE SCHAR
Motor en uitrusting.
Geen 4-pk motortje zoals dat op de plas
sen gebruikt wordt om een visstekje op
te zoeken! De Oosterschelde is al half dicht,
het stroomt er hard, zo ook op het Zijpe
en andere „vernauwingen". Een buitenboord
motor van 7,5 pk is het minimum voor
Zeeland, beter nog een van 10 pk, mits
de boot achter voldoende waterverplaatsing
en breedte heeft om dat zware geval te
dragen zonder dat de cilinders en de
ontsteking, etc. te dicht boven water
komen. Wat dit betreft is het kleine in-
bouwdieseltje dat op halve lengte staat
véél beter: geen benzine aan boord,
en centraal in de boot een flink gewicht!
Algemeen: de losse brandstoftank met
slang en knijpbal om de carburateur te
vullen voor het starten. Doet de aanhang-
motor dat al heel aarzelend en moeilijk
in de haven, ga dan niet naar buiten: na
urenlang liggen vissen is het niet zeker
dat-ie op gang komt. Neem een of twee
droge reservebougies mee: verzuipt u de
motor door te lang starten of niet energiek
genoeg trekken, draai de vuile bougies er
uit en zet er die „droge" in. Uit eigen
ervaring weten we dat dit vrijwel altijd
helpt!
We noemen enige vis- en openwaterboten
met motorvermogens erbij:
410 x 165 cm x 125 kg: motor 7,5 - 25 pk
430 x 185 cm x 160 kg: motor 7,5 - 25 pk
450 x 180 cm x 210 kg: motor 10 - 30 pk
470 x 190 cm x 250 kg: motor 10 - 40 pk
515 x 195 cm x 385 kg: motor 15 - 45 pk
545 X 240 cm X 475 kg: motor 20 - 50 pk
(richtlijnen, meer niet!)
Stel u op de hoogte van de plaatselijke
omstandigheden en getijstromingen. Deze
laatste zijn dikwijls veel sterker en feller
dan u had verwacht. Golfslag, tegenstroom
en harde tegenwind vragen om thuis te
komen aanmerkelijk meer motorvermogen
aan de kust dan op beschut stroomloos
water.
Wat betreft de minimum standaard aan
beveling voor de uitrusting van vaartuigen
met minder dan 5,50 meter lengte over
alles citeren we uit een op aanvraag
verkrijgbare uitgave van het Koninklijk
Nederlands Watersport Verbond:
Reddingvest in overeenstemming met of
ficieel vastgestelde normen, één voor elk
bemanningslid, gedragen of gestouwd op
een makkelijk bereikbare plaats.
Drijvende lijn van niet minder dan 15
meter lengte.
Twee riemen en dollen, twee peddels of
een anker met niet minder dan 15 meter
lijn of ketting.
Puts met aangesplitste lijn.
Tenminste één brandblusser van het 2,5
kg C02 type of 1,5 kg droogpoeder, indien
het vaartuig is voorzien van een motor,
verwarming- of verlichtingapparatuur.
lot zover deze brochure waarin ook
gegevens voor grotere vaartuigen.
Het spreekt vanzelf dat er voor vissen
een anker aan boord is. Neem plm. 3 a
4°/o van het bootgewicht incl. motor plus
opvarenden. Dus: 250 kg totaalgewicht:
10 kg anker, en bij 500 kg minstens een
15 kg anker (door de opwaartse druk wordt
in het water het gewicht al dadelijk met
1/8 of 12,5% verminderd). Daarbij min
stens 30 m lijn, of bijv. 2 lijnen van 20 m
12 mm terylene, met plm. 5 meter ver
zinkte voorloopketting 6 a 8 mm. Klap-
anker, stokanker, dreg: alles houdt prima
op de zandbodem van de zeegaten. Voor u
het anker uitgooit en ook als u het op
haalt moet uiteinde ankertros secuur belegd
zijn op bolder of aanlegklamp op voordek:
niet dwars en alleen bij stil water achter.
We herhalen: vergeet de roeiriemen niet,
een paar soliede stalen dollen (bij nylon
dollen één reserve, want die dingen breken
gauwer dan men denkt), de dollen aan de
boot bevestigd met een borglijntje. Op
stroom hebt u aan steekpeddels niet veel:
roeien is een betere zaak.
Er moet een misthoorn aan boord zijn
en een waterdichte lantaarn met krachtige
verse batterijen. Een niet te kleine zak-
spiegel kan nuttig zijn om overdag de aan
dacht te trekken. Handfakkels, rooksignalen
al dan niet drijvend, een handstakellicht
of het Day Night Signal van Schermuly:
zorg dat er iets aan boord is om de
aandacht te trekken als het fout gaat.
Dat er een waterkaart van het te bevaren
gebied te voren moet zijn bestudeerd en
aanwezig is duidelijk. Een kompas moet
er zijn, ook weer voor het geval er don
kerte of mist optreedt. Een kijker is geen
overbodige zaak om boeien en bakens te
verkennen. Is het mogelijk, een roeispaan
of staak op te richten en te steunen tegen
achterkant kap, dan doet men er goed aan,
een radarreflector aan te schaffen. De
ANWB verkoopt plastic folie met metaal,
dat men in elkaar gefrommeld in een
plastic emmer zo hoog mogelijk opricht:
men is dan zichtbaar in geval van mist,
of als men u zoekt.
Leren leven met de boot.
Veiligheid vóór alles: dat moet uw devies
zijn als u gaat varen of vissen op de kust
wateren of op ander groot Zeeuws water.
Vaar niet uit bij verslechterend weer of
bij naderende windbuien. Het TV-weer-
kaartje van de avond tevoren, de radio en
de barometer, en daarbij een instruerend
weerboekje maken het niet zo moeilijk, het
weer voor de vaar- en visdag met redelijke
zekerheid te voorspellen. Ervaring van
schipper en buitenman zijn niet minder
belangrijk: wie veel op het weer en de
barometer let krijgt een bepaalde kijk op
het weer, die erg belangrijk is als men
met een kleine boot op groot water gaat.
Luister op het water driemaal per dag
met de batterijradio.
Ga bij stil en nevelig weer niet te ver
uit de wal; zorg dat de zeemist u niet
verrast, neem een peiling met uw kom
pasje en schat uw afstand uit de wal. Als
u het grote water op gaat, geef dan de
havenmeester of iemand anders precies op
waar u gaat liggen vissen, en ga daar dan
ook liggen! Zeg waar u heengaat, wanneer
u ongeveer terugvaart en hoe laat u onge
veer denkt terug te komen: vandaag, van
avond, morgenochtend. Komt u niet terug,
dan wordt een zoekactie uitgevoerd die
veel moeite, tijd, kosten en ongerustheid
veroorzaakt.
Lukt het u, bij opkomend slecht weer
een andere haven te bereiken: proficiat. De
volgende dag kunt u wel terugvaren. Maar
bel meteen na aankomst de man op aan
wie ti hebt opgegeven dat u terug zult ko
men: meld uw verblijf in een andere haven
zodat men niet tevergeefs gaat zoeken!
Zorg dat er voldoende brandstof aan boord
is om tegen stroom terug te varen, tegen
de wind, tegen de hoge golfslag of om
een andere haven te bereiken.
Een jerrycan met benzine of gasolie moet
als reserve aan boord zijn. Reken er niet
op dat iemand anders u naar de haven
zal slepen, en raak niet in paniek als de
motor weigert. Tracht de aandacht te trek
ken door het geven van geluids-, spiegel-
of rooksignalen. Laat iedereen die niet of
niet goed kan zwemmen een zwemvest om
hebben. In voorjaar en najaar is de water
temperatuur dermate laag, dat de mens
het niet lang uithoudt in het zeewater:
blijf bij uw boot, zwem niet weg!
Blijf uit het vaarwater van de beroeps
vaart, ga niet voor anker in de vaargeul.
Voorkom dat er een gevaarlijke situatie kan
ontstaan: kijk steeds goed rondom als u
vaart en ligt te vissen. Vraag geen onbe
varen invités mee, ook al zijn die enthou
siaste vissers. Blijf niet voor anker liggen
tot het zowat donker is, maar keer terug
voor het donker invalt. Vaar dan met rood
en groen licht en toplicht, op de accu.
Kan het niet anders, dan met de zak
lantaarn als rondschijnend wit licht als
geroeid wordt. Overboord vallen kan een
heel ernstige zaak zijn: de reddingboei met
drijflijn helpt de gevallene aan boord: een
plunjezak in de bergbank met een paar
handdoeken en wat warme oude kleding
stukken kan dan van onschatbare waarde
zijn!
Tenslotte: vraag de brochure „Veilig va
ren" aan bij de KNWV, Van Eeghenstraat 94,
Amsterdam-Z„ Telefoon 020-790222. En
nogmaals: schaf de beste reddingsvesten
aan die verkrijgbaar zijn. Een verbanddoos
vergaten we nog te vermelden in onze
nogal sombere bijdrage die voor uw
eigen bestwil werd geschreven!
Door Llenk Knol
Schar is een platvis, die gemakkelijk
van schol en bot is te onderscheiden. De
schar is van boven licht- tot donkerbruin
van kleur en als we met de vinger van
kop naar staart wrijven voelt hij glad aan.
Bot en schol daarentegen hebben harde
bobbels op de rug. Wrijven we van staart
naar kop, dan voelen ze aan als schuur
papier. Dit zijn de schubben.
We kunnen aan de onderkant van de vis
sen ook duidelijke verschillen zien. Kijken
we nu naar de witte buiken dan zien we
bij de bot een vuilwitte kleur, soms ook
met bruine vlekken. De schol heeft meer
een stijfselkleur en de tekening van de
graten is in de vorm van strepen te zien.
De schar wekt de indruk enigszins door
zichtig te zijn, wanneer we hem tegen het
licht houden.
In de beroepsvisserij en handel werd deze
vis lang als een soort onkruid gezien en
een groot voedselconcurrent van de schol.
(Schol is één van de belangrijke consumptie-
vissen). Door betere conserveringsmethoden
en door vangstbeperkingen van verschillende
vissoorten is er een vergrote belangstelling
voor de schar gekomen.
Schar is na de vangst slecht in leven
te houden en het vlees is ook minder
goed houdbaar. Schol, bot en zelfs tarbot
worden in verschillende landen in beunen
bewaard totdat er een koper komt opdagen.
Deze behandeling kan een schar slecht
doorstaan. Kijk maar eens in een leefnet
26