Van Zeeuwse ponen, flora s en nog wat zaken uit vervlogen tijden Door J. Q. C. C. Becht. Een vreemde titel? Ik geef u niet geheel ongelijk. Een „poon" is een vis, een „flora" is een boek met een opsomming van planten. Een poon is volgens een goed woordenboek echter ook een vaartuig en een flora is een roerbeeld in de figuur van een vrouw. En daar gaat het hier over! Tussen 1780 en 1789 tekende Gerrit Groenwegen zijn onvolprezen serie van vier entachtig Hollandse schepen, zeer artistiek en scheepstechnisch betrouwbaar. De scheepsportretten werden in 1789 uitgege ven te Rotterdam als „Verzameling van Vier en tachtig Stuks Hollandsche Schepen. Getekend en in koper gebragt ja, „ge- bragt" door G. Groenewegen." Eén van de plaatjes, om precies te zijn: serie F, nr. 1 in het genoemde boek laat een „Poon met een Paviljoen" zien (fig. 1). Het is een charmant plaatje van een als beurt- en veerschip in gebruik zijnde poon, (naar E. W. Petrejus) de „Hendrina", op een warme dag ruim schoots varend in een licht briesje, ergens in de Delta. Want daar hoorde de poon thuis, op de wateren van Zuid-Holland, West-Brabant en vooral Zeeland. Het moet er gemoedelijk aan toe gegaan zijn; je proeft de sfeer van de oude tijd, die in sommige opzichten toch wel goed geweest moet zijn. De mensen op het plaatje geven de illusie dat reizen in die tijd in ieder geval de gelegenheid gaf om te genieten van het landschap, dat toen nog welhaast ongerept was. Voor de liefhebbers van zeil schepen moet er toen in ieder geval veel te genieten zijn geweest. Onder meer was het mogelijk op zijn reizen te water een poon tegen te komen, een nu zo goed als verdwenen scheepstype. De poon is wat haar constructie betreft sterk verwant aan de tjalk, het nu nog zo welbekende scheepstype waarmee in Fries land het jaarlijkse „skutsjesilen" wordt beoefend. Pier Le Comte, een 19e eeuwse scheepskenner bij uitnemendheid, zegt er van in zijn „Afbeeldingen van Schepen en vaartuigen in verschillende bewegingen", uitgegeven in 1831, dat ponen werden ge bouwd in IJsselmonde en andere plaatsen langs de (Hollandse) IJssel en voorts te Dordrecht, Willemstad, Alblasserdam en zelfs („ver het binnenland in") te Boskoop. De grootte varieerde van 16 tot 60 ton. De kleinste exemplaren werden gebruikt als marktschuit, de grotere exemplaren als beurt- en vrachtschip. Zeeuwse ponen waren meestal ponen van grotere afmeting; zij moeten dus zo'n 60 ton gemeten hebben. Deze schepen voeren veelal op Dordrecht en Rotterdam met granen, stukgoederen en aardappelen en „al het geen voortkomt van drooge goederen", zo als Le Comte het in zijn scheepsstudies zegt. In de vorige eeuw moeten er in Rotterdam op marktdagen tientallen ponen in de bin nenhavens hebben gelegen. De „aardappel-ponen" voeren het gehele land door, enkele zelfs tot in de provincie Friesland toe. De bemanning bestond uit 2 tot 4 man, afhankelijk van de grootte van het schip, welke bemanning huisde in het vooronder, waar zich naast de kooien (bedden) een stookplaats bevond voor het bereiden van een warme maaltijd en het zetten van koffie en thee. Ponen zijn vaartuigen met een lange his torie. Wanneer in de tijd van de opstand van de Nederlandse gewesten tegen Spanje wordt geschreven over „kromstevens in de smalle vlote van de Prins" wordt ontegen zeggelijk of de poon zelf of de voorloper van de poon bedoeld. De kromme voor steven, nog enigszins te zien in fig. 2, is één van de kenmerken van de poon. In oude keuren worden de kromstevens al genoemd. Ook de aanduiding „dremme- laar", „drommelaar" of „drimmelaar" komt voor deze categorie schepen wel voor, wel ke woorden er op kunnen wijzen, dat reeds in oude tijden in het dorp Drimmelen aan de Amer poonachtige schepen werden ge bouwd. De poon schijnt gedurende de eeuwen dat dit scheepstype in onze gewesten heeft bestaan niet erg veranderd te zijn. P. J. V. M. Sopers, een kenner van het Nederlandse binnenvaartuig, zegt ervan in zijn boek „Schepen die verdwijnen": „De noon met haar dikke, hoge kop, platte berghouten enz., herinnerde levendig aan de schepen van een paar honderd jaar terug" Even verder zegt de schrijver: „Het ge hele voorkomen heeft iets naïefs. Onbewust heeft men een effect bereikt. De lijnen wringen en draaien, of men niet goed wist waarheen en hoe het schip in elkaar te krijgen, maar toch komt alles behoorlijk tesamen." Er zijn inderdaad weinig rechte lijnen bij een poon te ontdekken. Zelfs de dekluiken over het laadruim waren gekromd. De vorm van het roer met het helmhout was in goede harmonie met de lijnen van het schip. Kortom: de poon moet een schoonheid van een schip zijn geweest; het is dan ook niet verwonderlijk dat F. N. van Loon bij zijn beschrijving van de poon in zijn „Hand leiding tot den burgerlijken Scheepsbouw" (Workum, 1838) dit schip „het sieraad der Zeeuwsche wateren" noemt! Ponen zijn te onderscheiden in een aantal typen: paviljoenponen, statieponen, statie- paviljoenponen (om het er niet gemakke- 100/101. Roerkoppen van een hektjalk. Flora's. •10. Roerkop en hakkebord van de gewapende poon 'Peter Geerts' uit 1S0S. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1978 | | pagina 5