uit onze streken terug en verzonken de
lage landen voor enkele eeuwen achter de
nevels van de tijd.
Duistere tijden.
Nadat de Romeinen uit het gebied van
de Schelde- en Maasmonden waren ver
dwenen, hield de geschreven berichtgeving
voorlopig op en keerde de prehistorie over
een tijdsbestek van enkele eeuwen weer
terug. Daardoor is de overgang van de
Romeinse naar de Frankische heerschappij
een vrij duistere zaak gebleven, vooral wat
de toestand in het zuid-westelijk delta
gebied betreft. In de loop van de derde
eeuw verschijnt in de schriftelijke bronnen
de naam „Franken". Vermoedelijk bestonden
ze uit een mengelmoes van diverse Ger
maanse stammen, die invallen pleegden in
verscheidene delen van het Romeinse rijk.
Of dat aanvankelijk de voornaamste oor
zaak was waarom de Romeinen zich uit
het kustgebied van Walcheren terugtrokken,
is echter niet waarschijnlijk. In de tweede
helft van de derde eeuw diende zich in
de kuststreken nog een vijand aan, name
lijk het water. Omstreeks het jaar 270
brak een periode aan van verhoogde water
standen en overstromingen, die tot diep
in de zesde eeuw moet hebben geduurd.
Vrijwel zeker is dat dan ook de voornaam
ste oorzaak waarom na 270 bij Domburg
geen Romeinse munten meer zijn gevonden.
Als gevolg van de voortdurende over
stromingen ontstonden er op het opper
vlakte-veen door bezinking van slibstoffen
dikke kleilagen en vormden zich ook op
Walcheren uitgestrekte schorgebieden. Ze
werden door een ingewikkeld stelsel van
grote en kleinere kreken doorsneden. Ook
de baai die oorspronkelijk achter het Ro
meinse Domburg lag, is in die eeuwen
geheel volgeslibd en zo ontstond daar ten
slotte een geheel ander landschapsbeeld.
Oostelijk van Domburg, in de richting van
het latere Vrouwenpolder, bleef een vrij
uitgestrekte water- en vvadvlakte de ver
binding met het buitenwater in stand
houden. Ook door verscheidene openingen
in de duinenrij stroomde het vloed- en eb-
water via het krekenstelsel in en uit.
Ongetwijfeld hebben ook deze plaatse
lijke omstandigheden ertoe bijgedragen dat
Domburg naderhand als knooppunt voor
handel en scheepvaart nog belangrijker kon
worden dan het in de Romeinse tijd al
was geweest. Nadat de Romeinen zich
hadden teruggetrokken, is de inheemse be
volking er vermoedelijk blijven wonen, voor
zover de overstromingen het duinlandschap
althans ongemoeid hebben gelaten. Ze heb
ben zich verder met jacht en visvangst
wel in leven kunnen houden. Of er echter
een doorlopende bewoning is geweest ge
durende de gehele periode die ligt tussen
de Romeinse en de vroeg middeleeuwse
nederzetting, is bij gebrek aan bodem
vondsten niet vast te stellen.
Toen, kort na 550, de Noordzee opnieuw
een voorname rol ging spleen in de Euro
pese handel, kwam in de tijd van de
Merovingische koningen een tweede vesti
ging Domburg tot bloei als knooppunt van
de handel op Engeland.
Domburg in de Merovingische tijd.
Nadat de Romeinen hun forten langs
de Rijn hadden verlaten, drongen de Fran
ken steeds verder naar het zuiden op.
Omstreeks het jaar 406 was er in de
Nederlanden van een feitelijk Romeins ge
zag geen sprake meer en kwamen er grote
volksverhuizingen op gang. Clovis, een telg
uit het geslacht der merovingen. stichtte
omstreeks het jaar 500 het Frankische rijk.
Rond het jaar 690 wist Pippijn II het
centrum van ons land te veroveren. Wat
er tussen de jaren 500 en 690 precies is
voorgevallen, gaat nog schuil achter de
nevels van de tijd. Wel is het bekend dat
Engeland in de loop van de zesde eeuw
door de Angelen en de Saksen werd ver
overd, waarna het tijdperk van de volks
verhuizingen ten einde liep.
Niet lang daarna moet de handel tussen
het vasteland en Engeland opnieuw zijn
opgebloeid. In dat handelsverkeer moet een
tweede nederzetting Domburg een belangrijk
knooppunt zijn geweest, met als achterland
vermoedelijk het Scheldebekken en het ge
bied van de Maas. De oudste munten
welke uit die tijd op het strand zijn ge
vonden, stammen uit het einde van de
zesde eeuw en gaan dan ononderbroken
door tot ver in de karolingische tijd. In
navolging van de Romeinen gebruikten de
handelaren toen dus eveneens geld als be
taalmiddel.
Dat er inderdaad een merovingisch Dom
burg is geweest, bleek in 1687, dus veertig
jaar nadat de resten van het Romeinse
Domburg aan de zeezijde vanonder het
duinzand waren blootgekomen. In 1687 dus
vond men op het strand voor Domburg
niet alleen de sporen van een kanaal, maar
kwamen als gevolg van de voortgaande
landwaartse verstuiving van het duinkom-
plex de resten van de merovingische neder
zetting Domburg aan het licht. Van toen
af werden op het strand diverse metalen
voorwerpen en een grote hoeveelheid gra
ven gevonden. De merovingische en nader
hand de karolingische nederzetting Dom
burg strekte zich uit van vóór het tegen
woordige Domburg in noordoostelijke rich
ting tot ter hoogte van Westhove.
Domburg in de karolingische tijd.
Vanaf 768 werd het Frankische rijk door
andere vorsten geregeerd. De tijd der me-
rovingers was toen voorbij en die van de
karolingers brak aan. De meeste metalen
voorwerpen die in de loop der jaren aan
het Domburgse strand zijn gevonden, stam
men uit de periode die was gelegen tussen
de tweede helft van de achtste eeuw en
de eerste helft van de negende eeuw. Toen
moet de nederzetting dus zijn grootste
bloei hebben beleefd. Uit de op het strand
12