VISWATERBEHEER^deel 2) Tekst: Henk Knol Foto: van de schrijver Het Veerse Meer is ons eerste afgesloten Deltameer. We zullen trachten de gang van zaken van dit meer op visserijgebied sinds 27 april 1961 nader te bekijken. Dit meer heeft in de loop der jaren al aardig wat gegevens opgeleverd. Bij de af sluiting van de Grevelingen wist men dus wat er te verwachten was. De plotselinge verdwijning van de dagelijkse eb en vloed moet voor de afgesloten planten en dieren een rare gewaarwording geweest zijn. Bij de volle gang van eb en vloed liggen nor maal de meeste platvissen in het zand en ze wachten dan gewoon wat het water voor ze mee brengt. Bij een geringere stro ming gaan ze dan zelf op zoek naat voedsel. Met het begin van de vloed gaan ze vaak met het water mee de slikken en de platen op en als het water dan weer af j>aat, gaan ze ook weer mee terug. Dit levensritme konden ze nu niet meer volgen en bleef ze dus niets anders over dan om zelf op voedseltocht te gaan. Deze vorm van leven kwam voor de sportvissers mooi uit, want de vangsten waren buiten gewoon prima. Het meer leverde enorme hoeveelheden voedsel en de grote vissen (vooral platvis) groeiden dan ook snel. Doordat er grote vangsten werden gemaakt, die dan ook nog voor het grootste deel werden meegenomen, werd de visbezetting dan ook al ras minder. De aanwezige vissen konden zich niet meer vermenigvuldigen. Na een aantal jaren werden er alleen nog maar in het voorjaar en in het najaar goede vangsten gemaakt. Vooral de om geving van de beide afsluitdammen waren de goede visplaatsen. De vis had elk jaar de natuurlijke drift te gaan paaien en ze wilden naar het grotere water trekken. Ze vonden de weg naar zee afgesloten en de vis hoopte zich daar op. Na een jaar of vijf, zes was de platvisstand al dermate uitgedund, dat het duidelijk werd, dat wan neer er niets aan gedaan zou worden er alleen de paling nog als belangrijke sportvis over zou blijven. Het meer bood ruim voldoende voedsel voor eventuele roofvissen. Eén vissoort op het meer was wel wat erg weinig en na de nodige informaties ingewonnen te heb ben op mogelijkheden op succes, werd dan ook besloten tot een experiment met forel uitzettingen. Voorjaar 1968 is met finan ciële steun van de regering in samenwerking met de Deltafederatie de eerste foreluit zetting een feit geworden. Regenboog-, zo wel Beekforel kunnen een behoorlijk zout gehalte van het water verdragen. Met deze uitzettingen werd ook de kunstaasvisserij, zoals met vliegen, spinners, pluggen en le pels mogelijk. De eerste jaren werden er altijd in het voorjaar uitzettingen gedaan en tegenwoordig in het najaar. Mogelijk gaat het in de toekomst allebei worden. In de eerste jaren werden er op diverse plaatsen (Wolphaartsdijk, Oranjeplaat, Geersdijk en Veerse Dam) uitzettingen ge daan. Nu worden er nog maar alleen uit zettingen gedaan in het gedeelte bij de Veerse Dam. Dit wordt speciaal gedaan, omdat het een gemakkelijk bereikbare plaats is en vooral met het oog op even tueel wegtrekken van de uitgezette vis is deze plaats gekozen, omdat ze het verst van de spui- en schutsluizen te Kats ver Gemerkte forel (voorjaar 1977), wijderd is. Wanneer men zo'n project be gint moet men ook de middelen hebben het gedrag, de gezondheid en groei te controleren. Eén van deze methodes is het merken van vis. Alleen is het de vraag: Hoe krijgen we de gegevens binnen. Het merken kan geschieden door de vis van een genummerd labeltje te voorzien. Het materiaal mag de vis niet beschadigen of hinderen en het moet bestand zijn tegen zout water. Plastic labeltjes zijn zeer goed geschikt. Ze kunnen klein gehouden wor den en zijn gemakkelijk te bedrukken met een nummer. Ook zijn ze betrekkelijk zacht en corrosie vast. De vorm moet zodanig zijn, dat de vis er zo min mogelijk last van heeft, anders zou er geen eerlijke ver gelijking zijn met de ongemerkte soort genoten. De bevestiging dient zodanig te zijn, dat er geen grote verliesfaktoren mo gen optreden. Eén van de eerst gebruikte merken was een plastic lintvormig wit label. Vooral in het begin waren deze merken in het heldere water al van verre te zien. Dit hadden de meeuwen dan ook al snel in de gaten en de eerste dagen is er dan ook wel eens een hoogzwemmend forelletje aan deze vogels ten prooi gevallen. Door begroeiing van de merkjes werden ze in de loop der tijd dan ook minder opvallend. Later zijn er ook aluminium merkjes ge bruikt, samen met twee verschillende be vestigingsmethoden. Later hebben we dunne gele plastic buisjes gehad, de z.g. Floy- merkjes. De in 1977 gebruikte merkjes wa ren kleine vierkante groene plaatjes, be vestigd met een metaaldraad. Tevens was hierop het adres aangegeven waar men de vangsten terug kon melden. Deze methode van gegevens verzamelen is erg kostbaar. Relatief hoge kosten van het merkje, tijdrovende bevestiging en een volledige ad ministratie er op na houden. Van elke gemerkte vis dient nummer en lengte met plaats van de uitzetting geregistreerd te worden. De vis moet bij het merken netjes behandeld worden, opdat er geen onnodige beschadigingen optreden. Wat is het doel van deze merkacties? Wanneer men nu gemerkte vis vangt en we noteren nu nummer, datum, lengte en de plaats van de vangst, dan zijn we in staat om aan de hand van de administratie eventuele groei en trek van de genoemde vis vast te stellen. Tevens is het mogelijk te controleren welk deel van de uitgezette vis er ongeveer gevangen wordt. Het grootste probleem bij deze methode is het volledig afhankelijk zijn van de medewerking van de beroeps visser en de sportvisser. Het is de sport visser die er het grootste belang bij heeft, dat deze gegevens op de juiste plaats terecht komen. Deze belanghebbende is het nu juist die het er bij de laatste merkakties af heeft laten weten. Vooral kort na de uit zettingen werden er vorig jaar vele ge merkte vissen gevangen. Dezelfde week van uitzetting leveren zulke merkjes niet veel gegevens op. Toch zijn er vele merkjes verwijderd en niet ingeleverd. In deze ronde van gemerkte vis was de medewerking van de beroepsvisser over het algemeen groter dan de sportvisser. Bij de keuze van de soort forel is men afhankelijk van de leveringsmogelijkheden van de kwekerijen en eventueel prijsverschil. De eerste jaren is zowel Deense als bin nenlandse forel uitgezet. De allereerste eis, die we aan de vis moeten stellen is: Ziekte- vrije vis. Regenboog- en Beekforel kunnen beide een behoorlijk zoutgehalte weerstaan. Regenboogforel is beter tegen verontreini gingen bestand dan de Beekforel, Regen boogforel is ook goedkoper dan de Beek forel. Beekforel heeft een aanpassing nodig 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1978 | | pagina 7