er met koetsen en huifkarren, waarvan de paarden in zogenaamde uitspanningen werden gestald. De spelerijders vermaakten zich verder in bos en duin. Met de hon- gerigen en dorstigen onder hen wisten de plaatselijke herbergiers we! raad. Bekende uitspanningen annex herberg waren in die tijd het Schuttershof en de Roode Leeuw. Het Schuttershof heeft echter nooit iets met de schutterij te maken gehad. Omstreeks 1629 werd het gebouwd als he renhuis met koetshuis en stalling. Omstreeks 1740 werd het ingericht tot herberg. In 1913 werd het gebouw door de familie Scheele nog steeds als zodanig geëxploi teerd, maar thans bestaat het niet meer. Het café „Uitspanning de Roode Leeuw" werd ruim drie eeuwen geleden als herberg gebouwd op de hoek van de Markt en de Noordstraat. De spelerijders van weleer kochten er hun natje en hun droogje en dat geldt evenzeer nog voor de vakantie gangers van vandaag. Domburg als badplaats. Toen in de nazomer van 1833 twee Middelburgse dames terugkeerden van een badkuur uit Scheveningen, rijpte een plan om in het vervolg gelegenheid te scheppen om ook in Domburg zeebaden te nemen. Het waren de families Schorer en Van Reigersberg Versluijs die het jaar daarop een paar badkoetsen aanschaften en in Dom burg de eerste baden namen. Enkele an deren volgden al spoedig hun voorbeeld. De ontwikkeling van Domburg als badplaats was begonnen. In de Middelburgsche courant van 29 juli 1835 stonden over de eerste ontwikke lingsfase van Domburg als badplaats reeds de volgende bijzonderheden vermeld. „De inwoners der plaats laten niets onbeproefd, om hunne woningen geschikt te maken of gedeeltelijk af te staan tot verblijf van zoodanige personen die aldaar het zeebad wenschen te gebruiken. Reeds heeft men een houten loods of tent op één der duinen opgeslagen, welke vooral ten dienste der badgasten gebezigd wordt en uit welke men een heerlijk zigt in zee en over het eiland Walcheren heeft en het verdient lof felijke vermelding, dat er verscheidene ver beteringen aan de lokalen van den kastelein Stein en de weduwe Bouwens zijn aange bracht, alwaar men zich van een goede tafel kan bedienen en de noodige ver- verschingen kan bekomen." In 1836 namen zes heren uit Middelburg het initiatief om in Domburg „een koffy of zoogenaamd badhuis te stichten". Op 22 juli 1837 werd het op de duinen ge bouwde eerste badpaviljoen ingewijd. Het baden werd er uitsluitend bedreven uit ge zondheidsoverwegingen. Men zwom er dus niet, maar men baadde. Die bezigheid was toen nog uitsluitend voorbehouden aan een beperkte groep welgestelden. Na hun bad lazen de heren er de krant of speelden een partij biljart. Ondanks zijn afgelegen ligging en zijn gebrekkige verbinding met de buitenwereld, nam in de loop der jaren het bezoek aan Domburg gaandeweg toe. In de jaren 1865'66 bouwde men er het badhotel en in 1867 werden in het tijdschrift voor ge neeskunde lovende woorden geschreven over het aan Domburg grenzende zeegebied „we gens den krachtigen golfslag, de zuiverheid van het water en het groote zoutgehalte". De Belgische schrijver Charles de Coster, die op zijn tocht door Zeeland in 1873 ook Domburg bezocht, schreef in zijn reis verslag van een verrukkelijke badplaats. Het dorp, zo schreef hij onder meer, gaat schuil achter een hoog duin. In de bossen staan dwergeiken, verwrongen door de zee wind, en fantastisch gerimpelde stammen. Zijn uitlating vindt in onderstaande afbeel ding een duidelijke bevestiging. In 1880 werd opgericht het comité tot bevordering van de belangen der badplaats Domburg. Het gaf onder meer het Dom- burgsch Badnieuws uit, dat eens per week verscheen gedurende de zomermaanden. In 1976 werd de uitgave gestaakt. In 1883 kreeg Domburg een telefoonverbinding met de buitenwereld. In datzelfde jaar werd in de Noordstraat het hotel Martha ge bouwd, dat later werd omgedoopt in l'Europe. Als badplaats kreeg Domburg een zekere vermaardheid door de komst in 1887 van Dr. J. G. Mezger. In Parijs, waar hij toen Verwrongen door de zeewind. woonde, genoot hij als geneesheer grote bekendheid. Johan Georg Mezger begon zijn loopbaan als slagersjongen. Vervolgens stu deerde hij voor gymnastiek-onderwijzer, waarna hij in Leiden medicijnen ging stu deren. In 1868 promoveerde hij aan de universiteit aldaar op een proefschrift dat handelde over de toepassing van massage bij gewrichtsverstuikingen. In 1874 trouwde hij met Pieternella Johanna Borsius uit Middelburg. In Domburg, waar hij 's zomers enkele maanden woonde, liet hij in 1887 de villa Irma bouwen. Daar ontving hij dan zijn vele patiënten vaak van vorstelijken bloede die hij een speciale massage methode voor zelfgenezing voorschreef. De villa, die in 1887 over de Noordstraat op het duin werd gebouwd, kreeg van zijn eigenaar de naam Carmen Sylvia, als her innering aan het bezoek dat de Roemeense koningin die deze schuilnaam voerde twee jaar later aan Domburg en Dr. Mezger bracht. Door Mezger werd Domburg voor vele jaren een badplaats van allure. Hij overleed in 1909. Uit dankbaarheid voor alles wat Domburg aan hem te danken had. werd in 1910 op het Groentje een door de beeldhouwer Falise van hem ver vaardigd borstbeeld opgericht. Het voormalige badpaviljoen. Overgenomen uit: Domburg in woord en beeld door H. M. Kesteloo. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1978 | | pagina 15