De Oosterschelde ZILVER-PLE VIET?. De Westerschelde is een drukbevaren rivier. Menig tanker met gevaarlijk goedje aan boord zoekt zijn weg naar Antwerpen of naar het havengebied van Vlissingen- Oost. Dat het Loodswezen tracht met de modernste middelen zoals radar de veiligheid op de Westerschelde te bevor deren, is begrijpelijk en zelfs toe te juichen. Het zal vooral van de plaats en de vorm van de centrale radartoren afhangen of hij de horizon in de omgeving van Vlissingen erg zal gaan aantasten, of „soepel" in de „sky-line" zal gaan „meespelen". De provinciale staten van Zeeland hebben nog in hun samenstelling van vóór de ver kiezingen in meerderheid een motie aan genomen, die de positie van de Zak van Zuid-Beveland nader regelt. Dit gebied wordt door de staten beschouwd als „een gebied met afwisselend landbouw en andere funk- ties in kleine eenheden". Dat klinkt goed, maar het had nog beter geklonken als men ook het woordje „na tuur", zoals dat na „landbouw" in de oor spronkelijke tekst van de regeling stond, had gehandhaafd. Een motie van het CDA om dit woordje te schrappen populair gesteld „omdat handhaven er van lastig voor de landbouw-belangen kon zijn" kreeg helaas de meerderheid. Dat is jammer. Want landbouw en natuur hoeven eikaars tegengestelden niet te zijn. Heel wat natuur" in Zeeland vindt haar oorsprong in de landbouw. Heel wat boeren hebben met liefde en echt niet omdat ze daar „geld bij roken" de landschap pelijke omgeving van hun hoeve en akkers verzorgd en verfraaid. Het Zeeuwse land schap is voor een groot deel „door de boeren zelf geschapen". In het recente verleden hebben landbouw- en natuurbeschermingsorganisaties elkaar wel weten te vinden als het om de ver dediging van kostbare stukjes Zeeuws land schap tegen andere belangen ging. „Boer en natuur" zijn geen vijanden, al wordt dit ten onrechte wel eens zo voorgesteld. Daar om is de aanvaarding van die motie door de „oude" staten te betreuren. Ook dit keer is het niet allemaal „land schappelijke mineur" wat de klok slaat. De oplettende lezer zal zich ongetwijfeld ons artikel over de „Boeren-wandelkaart" in Zeeland Magazine van november 1977 wel herinneren. Daarin pleitten wij geïnspi reerd door het voorbeeld van de vrijheid, die de wandelaar heeft in Engeland, dankzij de „Public Footpath" voor de instelling in Zeeland van een „boeren-wandelkaart". Die wandelkaart zou tegen betaling moeten worden uitgegeven door de provin ciale landbouworganisaties. De kaart zou „bona fide wandelaars" toegang moeten verschaffen tot de ook nu nog talrijke pa den, die zich in Zeeland bevinden op ter reinen van agrariërs. We dachten en denken hierbij aan wegjes, die leiden tot weilanden, korenvelden en andere akkers, en boomgaarden. Wegjes, die liggen op particulier territoir, en vaak ge blokkeerd zijn door het bekende bordje „Verboden Toegang", maar voor de ware liefhebber van wandelgenot in natuur en landschap een bron van genoegen kunnen bevatten. De boer-eigenaar zou van het gebruik van de paden door deze categorie mensen nauwelijks hinder, en in het geheel geen schade behoeven te ondervinden. Groen geschilderde bandjes rond erf-afpalingen en toegangshekken zouden de wandelaars kaarthouders kenbaar maken dat hier „de poort open staat" voor wandelaars, die „de natuur beminnen en tegelijkertijd begrip hebben voor werken en leven van de boer." De heer G. J. Lepoeter te Kapelle, be stuurslid van de Heemkundige Kring „De Bevelanden", zag wel iets in dit idee, en heeft het bij het bestuur van de kring op tafel gelegd. Daar vond de „boeren-wandel kaart" sympathieke belangstelling. Voorzitter mr. F. G. A. Huber, burgemeester van Goes, en secretaris H. Uil, brachten in een brief aan de stichting „Het Zeeuws Landschap" die sympathie van de Heemkundige Kring De Oosterschelde heeft een veelbesproken verleden. Als zijarm van de Schelde maakte hij deel uit van het stromenstelsel van deze rivier dat in de Noordzee uitmondde. Aan deze situatie kwam een einde toen in de vorige eeuw de Kreekrakdam werd aan gelegd en Zuid-Beveland daarmee een vaste oeververbinding kreeg met de provincie Noord-Brabant. Vóór dit tijdstip was er echter reeds veel in waterloopkundig opzicht gebeurd. Een onbekende kroniekschrijver verhaalde in de zestiende eeuw „dat men elkaar kon aanroepen over het smalle vaarwater tussen Schouwen en Noord-Beveland!" Nu varieert de breedte van het water op deze plaats tussen de vier en acht kilometer. Ook in het oosten tussen Tholen en Zuid-Beveland is deze stroom veel smaller geweest. Het gehele z.g. Verdronken Land van Zuid-Beveland heeft bestaan uit polder land met dorpen en de stad Reimerswaal als grootste plaats. Vooral de boorden van de Oosterschelde in het westen vertonen nog de nu als his torische monumenten beschouwde inlagen. Ze zijn het bewijs hoe de vroegere water schappen de strijd met het opdringende water aangingen. De oevers van Schouwen en Noord-Beve land worden gevormd door ketens van deze inlagen. Ze ontstonden doordat men binnen waarts achter bedreigde plaatsen in de zeedijk een nieuwe dijk legde; het stuk grond tussen deze dijken heet inlaag. Telkens wanneer op zo'n plaats de zeedijk doorbrak, werd de inlaagdijk zeedijk. Maar al te vaak herhaalde op dergelijke plaatsen deze pro cedure zich enige malen, zodat het land over en bevalen de in „Zeeland Magazine" geuite ideeën over de Zeeuwse „boeren- wandelkaart" aan. Zij verzochten de stich ting „Het Zeeuws Landschap" de zaak bij de landbouworganisaties aan de orde te stellen en toonden zich bereid uit naam van de Heemkundige Kring aan een even tuele routebeschrijving graag mee te werken. Zo gebeuren er toch ook nog prettige dingen rondom ons aller Zeeuwse landschap. inlaag na inlaag moest worden prijsgegeven. In totaliteit betekent dit, dat de Ooster schelde met enige duizenden hectaren werd vergroot en er uit kwam te zien, zoals hij zich nu manifesteert. Op de Oosterschelde behoort overvaren, na het gereedkomen van de brug, tot het verleden. Waarmede toch een stukje men selijk contact verloren is gegaan. Inderdaad behoren veerboten niet of nauwelijks meer thuis in deze geciviliseerde samenleving: Dat kost tijd en tijd is geld. Toch zullen velen met mij nog wel eens terugdenken aan de verplichte rustpozen bij de steigers en op de boten, die ongevraagd tot altijd weer boeiende menselijke relaties leidden; hetzij éénmalig, hetzij regelmatig. Nu raast men anoniem achter elkaar over de brug. Een teken des tijds, zoals de brug dat in feite óók is, als imposant bouwwerk ontworpen en gebouwd door onze bekwame ingenieurs.. Over een aantal jaren zullen deze waterbouwkundigen we derom van zich doen spreken, wanneer middels een doorlaatwerk de beteugeling van de immense kracht van de Oosterschelde een feit is. Het zal dus geen afsluitende dam worden, zoals dat bij het Veerse Meer en de Grevelingen het geval is. Maar een dam met gaten die, zij het op kleinere schaal dan nu, de werking van eb en vloed in de Oosterschelde toelaat. Bij storm vloeden is het mogelijk de doorlaat-ope- ningen tijdelijk te sluiten, zodat een grootst mogelijke veiligheid verkregen wordt en een watersnoodramp zoals in 1953 plaats vond, niet meer kan gebeuren. Het voordeel van een niet totale afsluiting is dat de biologische rijkdommen in het Oosterscheldebekken bewaard zullen blijven. Zowel voor de sport- als de beroepsvisserij zal de aard van de vangsten hetzelfde blij ven, waardoor in de eerste plaats de daar aan verbonden economische belangen zullen zijn veilig gesteld. Hetgeen met name voor een plaats als Yerseke van groot belang is. Uiteraard zijn de vissen en schelpdieren met handelswaarde slechts een deel van wat er in de Oosterschelde leeft en groeit. Dat ze er in zogenaamde winbare hoeveel heden voorkomen, is te danken aan de enorme voedselrijkdom die in deze grote zeearm voorkomt, in de vorm van zeer kleine plant- en diersoorten. De natuur is een eeuwig strijdperk. Er heerst een permanente strijd om het be staan; van eten en gegeten worden. Het Door: Tipgever. 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1978 | | pagina 24